374 17 AUGUSTUS 1951 Spreker is ervan overtuigd, dat alle hoofden van dienst met alle liefde aan deze taak zullen medewerken. Wellicht is het nodig één van hen als plaatsvervanger van het hoofd bescherming burger bevolking aan te wijzen, wiens dienst dan voorlopig als coördine rend bureau kan worden ingeschakeld. Spreker zal zich hierover nog nader beraden. Hij is van mening dat de geschetste opzet verantwoord is. Van verschillende zijde is hem gezegd, dat hij op de goede weg is: anderen menen echter weer van niet. Spreker is bang voor een volledige, zelfstandige dienst, welke komt bij de aanstelling van een ambtelijk functionaris, want naar zijn mening is er niets funester dan een dienst, die geen volle taak heeft. Natuurlijk, het zou mogelijk zijn, dat er plotseling een ramp zou komen van zo grote omvang, dat men zou zeggen: hadden we maar alles op zij gezet om alleen de burgerbescherming te organiseren. Dan zou het spreker blijken dat hij de zaak niet wijd genoeg heeft gezien. Voorshands meent hij echter een goede keuze te hebben gedaan. De heer Kwak lijkt hem een man van gezag, een rustige persoon lijkheid, iemand, aan wie als bedrijfsleider van een grote onder neming met vertrouwen deze organisatorische taak kan worden opgedragen. Van de zijde van de H.K.I. N.V. is hem bij monde van de heer Stulemijer de verzekering gegeven, dat de heer Kwak zo dra zulks nodig wordt geheel vrij zal worden gemaakt voor deze functie. Naar sprekers mening moet niet bij de Geneeskundige diensten, maar bij de brandweer de kern van de burgerlijke verdediging worden gezocht. Hij kent de opvattingen van de heer Mijnlief, doch deze hebben hem niet kunnen overtuigen. Om deze reden heeft spreker reeds het vorig jaar bijzondere credieten aan de Raad gevraagd om de brandweer op Voldoende wijze van materieel te voorzien. Hij gelooft, dat het de brandweer zal zijn die bij rampen in eerste instantie moet optreden. Wanneer niet spoedig bekend zal zijn welke hulp van het Rijk is te verwachten, zal spreker zelf de naar zijn oordeel nodige cre dieten bij de Raad aanvragen. De heer VELDKAMP zegt, dat hij door de uiteenzetting van de Voorzitter genoegzaam is ingelicht. Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 48. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van een leidster aan de Openbare Montessori-kleuterschool Vian- denlaan per 1 September 1951. (Bijlagen 1951, no. 306.) Wethouder MEIJS merkt op, dat de voordracht is opgesteld in overleg met de onderwijscommissie. De heer JONGBLOED wenst een enkele opmerking te maken. De persoon, als tweede op de voordracht geplaatst, is bij hem op bezoek geweest. Zij heeft een prettige indruk gemaakt, zodat spreker genegen zou zijn aan haar zijn stem te geven. Hij meent echter niet van de voordracht te moeten afwijken. Hij heeft zich afgevraagd, waarom niet van alle candidaten in lichtingen zijn gevraagd, doch slechts van enkele. Zulks was ook niet het geval voor een onderwijzeres van de Nutsschool, die aan die school overtollig wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 374