8 FEBRUARI 1951
37
besluit van Gedeputeerde Staten werd afgesproken, dat in deze
vergadering de discussies tot de hoofdzaken zouden worden be
perkt, hetgeen na de schriftelijke voorbereiding ook gevoeglijk kan
geschieden.
Spreker meent zich daarom te kunnen beperken tot de methodiek
van de verschillende ontwerpen.
Burgemeester en Wethouders hebben zakelijk de overwegingen
weerlegd, welke Gedeputeerde Staten in hun weigeringsbesluit naar
voren hebben gebracht. Dit leek sprekers fractie juist g'esien: hier
door komen ook naar voren de motieven, welke in de Havenkwestie
de Raad bij meerderheid van stemmen als juist heeft aan
vaard. In grote lijnen heeft zijn fractie bij het ingediende ontwerp
de argumenten Van Burgemeester en Wethouders overgenomen.
Daarnaast heeft de fractie overwogen, of het nut heeft op de
staatsrechtelijke bezwaren tegen het besluit van Gedeputeerde
Staten in te gaan, gelijk zulks door de Partij van de Arbeid is ge
daan. Ofschoon de jurisprudentie niet geheel eensluidend is, lijkt het
toch wel goed ook dit argument aan te voeren.
Om echter alleen hierop het beroepschrift op te bouwen, lijkt
spreker gevaarlijk. Bovendien is het niet de bedoeling van de Raad
een uitspraak te krijgen in deze staatsrechtelijk controverse, maar
het gaat hem cm de Havendemping zelve.
Daarvoor meet echter niet alleen de bevoegdheid worden betwist,
maar ook de motivering Van het aangevallen besluit.
Op deze gronden is sprekers fractie gekomen tot het door haar
ingediend ontwerp beroepschrift.
Het is niet nodig thans opnieuw te treden in de beoordeling van
motieven, welke de Raad tot zijn besluit van 14 Juni 1950 hebben
gebracht; deze motieven hebben Gedeputeerde Staten aangevallen
en tegen deze aanval stelt de Raad zich te weer.
Spreker kan dan ook niet inzien dat het ontwerp zou moeten
worden gewijzigd, zoals Burgemeester en Wethouders thans voor
stellen. Het schrappen van deze passage houdt immers een beoor
deling van de oude motieven van de Raad in. Het bevreemdt spreker
bovendien, dat het deskundig'e advies, dat destijds in deze werd ge
geven, veranderd is.
Meent de Kroon dat zij op dit punt nader moet ingaan, dan is
dat aan Haar: aan de dian te nemen beslissing zal spreker zich
gaarne onderwerpen.
De heer KRAMERS zegt zich met het betoog van de heer Veld
kamp te kunnen verenigen. Voor spreker bestaat er bovendien geen
garantie, dat de nieuwe zienswijze van de heren Witteveen en Bos
de juiste is. Het komt wel meer voor, dat men een aanvankelijk plan
gaat wijzigien, terwijl later die wijzigingen weer ongedaan worden
gemaakt.
Spreker geeft dan ook de Raad in overweging de ontwerp-beroep-
schriften in deze niet te wijzigen, maar hierin de motieven welke
de Raad destijds heeft aanvaard, onveranderd op te nemen.
De heer TOXOPEUS is door het betoog van de heer Veldkamp
niet overtuigd, ofschoon dit op het eerste gehoor attractief lijkt. De
strekking ervan toch is dit: de Raad heeft met meerderheid (slechts
van 1 stem!) besloten tot demping van de Haven, en thans moet zij
op dezelfde motieven bij de Kroon in beroep gaan.
Voor spreker ligt de zaak toch anders. Hij heeft zich ofschoon
hij tegenstander van Havendemping was een goed verliezer wil
len tonen, en hij heeft er daarom mede ingestemd, dat aan het ver-