12 SEPTEMBER 1951
389
Mijnheer de Voorzitter, ik zeg u het te betreuren, dat na de
feiten, welke in de petitie zijn voorgelegd, Burgemeester en Wet
houders nog niet zijn te overtuigen geweest, dat inderdaad de in
richting van het kamp nog niet af was, hetgeen uit het antwoord
van Burgemeester en Wethouders is gebleken. Aan de wijze van
inkleding van dit antwoord mijnheer de Voorzitter wil ik voorbij
gaan.
Veroorloof mij mijnheer de Voorzitter even op de beantwoording
van dit schrijven punt voor punt in te gaan.
De prijs voor de schutting, welke gevraagd werd, lijkt ogen
schijnlijk zeer hoog. Dit was niet nodig geweest als de gemeente
Reiniging de bestaande schutting, die zeker was over te plaatsen
had doorgeleverd, ƒ3900.is dus gevoeglijk te verminderen met
ongeveer 1500.
Deze uitgaven achtten Burgemeester en Wethouders niet ver
antwoord ten le om de kosten, ten 2e omdat bij Noord-Wester
stormen of orkanen een betonschutting gesteund door betonpalen,
welke in betonooeren zijn gevat, zou kunnen bezwijken.
Mijnheer de Voorzitter wanneer deze angst, die ik, en met mij
deskundigen op dat gebied niet kunnen onderschrijven, bij het Col
lege bestaat, hoe groot moet dan wel de angst ziin, van de overheid
voor de zwakke voertuigen, welke als woningen dienen voor mensen
en daar zonder meer op deze open vlakte ziin weggezet.
Inderdaad die angst heb ik gehad, maandenlang. In stikdonkere
nachten hebben de bewoners de wagens aan elkaar moeten sjorren,
om niet van terrein te worden weggevaagd. Wanneer de N.W.-
stormen loeiden in al hun felheid, een iizige koude met zich bren
gend, zijn menigmaal myin gedachten ook in de nacht heengegaan
naar de vrouwen en kinderen, maar vooral naar de kinderen en
ouden van dagen.
Mijnheer de Voorzitter had ik de belangstelling kunnen vermoe
den van de Directeur van Maatschappeliike Zorg uit Den Bosch
voor dit kamp, dan had ik hem gaarne in die dagen uitgenodigd
een kiikje te komen nemen, of de conclusie dan dezelfde zou zijn
dan thans geweest is, valt te betwijfelen. Is het begrijpelijk, dat
de moeders met angst de winter tegemoet zien, als hier geen
verbetering wordt aangebracht.
Mijnheer de Voorzitter hier kan het geld geen hoofdrol spelen
ook al hebben wij er niet te veel van, maar hier geldt het woord
van den Meester: „wat Giii aan de minsten der mijnen hebt gedaan,
dat hebt gij mii gedaan".
Miinheer de Voorzitter, nooit zult u onzerzijds op luxe in welk
opz;cht hebben horen aandringen. Echter werd wel in alle beschei
denheid gevraagd een zo sober mogelijke voorziening als de meest
elementaire eis.
Een wasgelegenheid ter opvoering van de hygiëne van het kamp.
Ook hier kan het eenvoudigste dienen, als het maar practisch is.
Miinheer de Voorzitter men heeft mij gezegd: „Deze mensen
ziin dat niet waard. Het kamp heeft ons genoeg geld gekost". Het
eerste weiger ik te geloven, het tweede kan ik beamen maar niet
aanvaarden.
Mijnheer de Voorzitter hier wordt gewerkt met een idealisme
dat respect afdwingt. Hier wordt gewerkt aan de hervorming van
de mens, onze plicht is het hieraan ten volle onze steun te geven.
De gerechtigheid eist, geleid door de liefde, tot het wezen van deze
mensen door te dringen. In harten van millioenen mensen leeft het
verlangen naar de weldaden van een hoger levensniveau. Levens
vormen veranderen en nieuwe behoeften worden geschapen. Ook