394
12 SEPTEMBER 1951
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verlenen
van een crediet ten behoeve van de uitvoering der Gemeentelijke
Sociale Werkvoorzieningsregeling. (Bijlagen 1951, no. 315).
De heer VAN DEN EEDEN heeft tegen het voorstel geen be
zwaar. Hij wil Burgemeester en Wethouders echter vrag'en of vol
doende wordt uitgezien naar werkobjecten voor werkeloze hoofd
arbeiders. Spreker verzoekt hiernaar te informeren bij de hoofden
van diensten en bedrijven.
Wethouder ROMSOM zegt, dat zulks reeds enkele malen is ge
schied. Bovendien heeft deze zaak reeds meermalen een punt van
bespreking uitgemaakt. Het is tot op heden niet gelukt geschikte
objecten te vinden.
Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkom
stig het voorstel.
10. Schrijven van Burgemeester en Wethouders betreffende be
noeming van de leden der Commissie ad hoe. inzake het onderzoek
aangaande de grote gezinnen in Breda. (Bijlagen 1951, no. 316).
De heer STUBENROUCH stelt de Raad voor de heren Veldkamp
en v. d. Eeden te benoemen tot lid dier Commissie.
De heer JONGBLOED stelt de Raad voor de heer Vermeulen te
benoemen. Hij merkt hierbij op, dat zijn voorstel geen consequenties
met zich brengt aangaande de noodzakelijkheid om de in het onder
havige schrjjven genoemde Raadscommissie in te stellen.
De heer VAN KAMPEN stelt de Raad voor de heer Toxopeus tot
lid der Commissie te benoemen.
De heer TOXOPEUS wenst aantekening dezelfde verklaring te
hebben afgelegd als de heer Jongbloed.
Zonder verdere bespreking besluit de Raad de heren
Veldkamp, v. d. Eeden, Vermeulen en Toxopeus te be
noemen tot leden der Commissie ad hoe inzake het onder
zoek aangaande de grote gezinnen in Breda.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op verzoeken
van diverse personen om een tegemoetkoming in de vervoerskosten
ex art. 13 L.O.wet 1920. (Bijlagen 1951, no. 317).
De heer JONGBLOED meent, dat Burgemeester en Wethouders
bij de beoordeling der verzoeken nogal royaal zijn met het geven
van vergoedingen. Men zegt nogal vlug, dat de gemeente het wel
zal betalen. Spreker heeft voor de beoordeling geen bepaalde norm
kunnen ontdekken. Hij vraagt of een zodanige norm bestaat.
Wethouder MEIJS antwoordt, dat terzake geen norm is vastge
steld. De gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken gaat echter uit
van een gebruikelijke norm, waarnaar deze zijn adviezen regelt.
De heer JONGBLOED is van oordeel, dat een kleine bijdrage van
de ouders mogelijk was geweest. Hij vraagt wethouder Meijs de
mogelijkheid te bezien tot een bepaalde norm te komen.