11 OCTOBER 1951
425
42. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan
van een rekening-courant-overeenkomst. (Bijlagen 1951, no. 395.)
Tegenwoordig: Mevr. E. M. SLOTPLATTEL, Mej. J. P.
KOPPELAAR, en de Heren: G. J. BRAAKHUIS, A. C. A.
EREKELMANS, J. M. VAN BIJNEN, H. J. C. COSIJN, A. C.
DIRVEN, C. VAN DEN EEDEN, Drs L. VAN EGERAAT, A. J.
J. VAN GILS, N. W. C. VAN GISBERGEN, A. VAN HAPEREN,
H. J. VAN HOUTEN, Mr J. P. HUSTINX, A. JONGBLOED, J.
VAN KAMPEN, J. J. KAMPHUIJS, L. J. F. KOERTSHUIS, D.
J. A. KRAMERS, J. A. MEIJS, G. MINDERHOUD, F. H. M. MOL,
F. P. VAN DE NOORT, C. PEETERS, A. J. A. RATTINK, A. P.
ROMSOM, C. A. M. DE ROOS, Drs G. C. STUBENROUCH, C. A.
H. VAN SWOL, Mr E. H. TOXOPEUS, Dr G. M. J. VELDKAMP,
Drs O. G. E. M. VERHAAK, J. F. V. VERMEULEN, J. VER
SCHUREN, A. J. WEZENBEEK.
Afwezig de heren: J. D. F. BRINKERHOF en Mr B. W. M.
DRION.
Voorzitter: de heer Dr CLAUDIUS A. PRINSEN.
Secretaris: de heer Mr Ph. I. E. VAN WOENSEL.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed
uit, waarvan de tekst is opgenomen in art. 8a van het Reglement
van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de agenda.
1. Vaststelling van de notulen der vergaderingen van 17 Aug.,
31 Augustus en 12 September 1951.
De heer RATTINK verzoekt in de notulen van 12 September,
blz. 396, 4e alinea, de zinsnede „Bovendien heeft hij in de vorige
vergadering de indruk gekregen", overeenkomstig het door
hem gesprokene te wijzigen als volgt: „Bovendien heeft hij na de
vorige vergadering zijn oor te luisteren gelegd en daarbij de in
druk gekregen".
Voorts verzoekt hij op blz. 418 dier notulen zijn opmerking over
een inrijverbod voor de Rozemareijnstraat aldus te lezen: „De heer
Rattink betuigt zijn instemming met het verzoek van de heer Van
Gils betreffende een inrijverbod enz."
De heer VAN DE EEDEN merkt op naar aanleiding van het
gestelde op blz. 410 dier notulen, bij agendapunt no. 32 dat hij
niet gezegd heeft, dat reeds met het grondwerk was begonnen,
maar dat hij gevraagd heeft, of het waar is, dat zulks was ge
schied.
De heer STUBENROUCH verzoekt op blz. 405 dier notulen, 28ste
en 29ste regel, de zinsnede „Hij kan echter niet mededelen, of
enz." te wijzigen in: „Hij kan hierbij mededelen, dat enz."
De heer MINDERHOUD merkt op, dat het hem heeft verwon
derd, dat Wethouder Van Houten op de notulen van 17 Augustus,
blz. 361, geen aanmerking heeft gemaakt. Diens betoog, zoals dit
aldaar is opgenomen, is zeer onduidelijk voor hen, die de notulen