11 OCTOBER 1951 435 21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot uitbreiding van het leerplan van de gemeentelijke avondschool voor ambachts lieden. (Bijlagen 1951, no. 375.) 22. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van het raadsbesluit van 15 Maart 1951 betreffende de gemeente lijke Sportstichting. (Bijlagen 1951, no. 376.) Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van grond nabij de Heuvelstraat van Chr. van den Broek. (Bijlagen 1951, no. 377.) De heer MINDERHOUD heeft geen bezwaar tegen de aankoop van deze grond, welke bestemd is voor het bouwen van een lagere school door de vereniging „Gods Koninkrijk Kome". Niettemin kan hij de wijze, waarop de gemeente deze grond in haar bezit krijgt, niet bewonderen. Belanghebbende Van de Broek werd enige tijd geleden op het gemeentehuis ontboden om over de koop te komen praten. Hij vroeg 14.terwijl van de zijde van de gemeente slechts 10. werd geboden. Tevens werd Van de Broek medegedeeld, dat hij een boete zou moeten betalen van 2700.-, omdat hij vanaf October 1950 zijn bouwplicht niet was nagekomen. Betrokkene heeft daar na nog een brief van Burgemeester en Wethouders gehad, die toen bereid waren tot aankoop voor een prijs van 12.25 per m2. Enige tijd daarna ontving hij echter een schrijven van Mr. van Wijmen, namens het gemeentebestuur, waarin werd gevraagd de grond af te staan voor 7.50 de m.2. Bovendien werd hij opnieuw bedreigd boete te moeten betalen, welke inmiddels van 2700.- tot 3400.- was opgelopen. Van de Broek moest binnen 10 dagen een beslissing nemen. Deze heeft toen maar in de Voorgestelde verkoop toege stemd, omdat hij bang was anders èn een lage prijs te krijgen èn de boete te moeten betalen. Spreker acht het erg, dat de gemeente dergelijke dreigementen gebruikt bij een onderhandeling voor grondaankoop. In het oude koopcontract van Van de Broek zal dit boetebeding wel gestaan hebben, doch spreker meende dat dit niet werd toegepast. Hij hoopt, dat men in het vervolg niet meer op deze wijze zal dreigen. Wethouder VAN HAPEREN wil gaarne de heer Minderhoud antwoorden: da raad zou mogelijk uit diens betoog de indruk krij gen, dat de gemeente als een beul is opgetreden, doch dit is beslist niet het geval. Van de Broek heeft in 1941 grond van de gemeente Princenhage gekocht, onder het uitdrukkelijk beding deze te bebouwen. Na 10 jaren was deze verplichting nog niet nagekomen. Over de brief wisselingen in deze zaak is al een geheel dossier gevormd. Na 8 of 9 jaren meende het college, dat de uiterste grens was bereikt, en werd aan Van de Broek geschreven, dat hij vóór October 1950 moest bouwen of daarvoor de nodige voorbereidingen treffen. Hierop is nimmer geantwoord. Wanneer Burgemeester en Wethouders dan hun plicht doen door de door de Kroon goedge keurde verordening van de Raad uit te voeren en het boetebeding ten uitvoer gaan leggen, dan mag men dit niet onjuist noemen. Op alle mogelijke wijzen was reeds getracht een regeling te treffen, doch dit had geen resultaat gehad. Het boetebeding was inderdaad nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 435