438 11 OCTOBER 1951 geen hinder van deze fabriek zullen hebben, welke toch 's avonds wanneer men in dat gebouw voornamelijk bij elkaar komt wel niet in bedrijf zal zijn. Het is steeds moeilijk geschikte terreinen te vinden voor de klein-industrie, omdat deze niet verwezen kan worden naar het industriegebied aan de buitenkant van de stad, waar de laatste tijd enige grote fabrieken zijn gebouwd. Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat in het uitbreidings plan Heuvelkwartier de percelen achter de Verbetenstraat voor de klein-industrie bestemd zijn. De voorgestelde verkoop is dus een uitvoering van dit door de Raad vastgestelde plan. Voorts gelooft spreker niet dat van dit bedrijf hinder zal worden ondervonden, evenmin als dat het geval is van de Kwatta en de Faam, welke ook midden in de stad liggen. De heer MINDERHOUD zegt nog geen antwoord te hebben ge kregen op zijn tweede vraag. Uit de stukken blijkt, dat bedoelde Nuyten dit schuurtje wil ontruimen. Spreker is bang, dat wanneer Nuyten zijn bedrijf niet meer uitoefent, hij de nabijgelegen door hem gehuurde woning, welke eigendom is van de Hervormde Kerk, ook niet zo makkelijk zal Verlaten. De VOORZITTER vraagt de heer Minderhoud, wiens rechten naar diens mening worden gelaedeerd. De heer MINDERHOUD zegt, dat genoemde boer verleden jaar het daargelegen huis van de Hervormde Kerk heeft gehuurd, te samen met de schuur, welke op het bij de voorgestelde transactie bedoelde terrein ligt, om zodoende zijn bedrijf te kunnen uitoefenen. De heer Muis, ambtenaar van Openbare Werken, is daarvoor nog bij spreker komen pleiten. Voorgesteld werd, dat de verhuur van de woning slechts twee jaar zou behoeven te duren, omdat Nuyten een andere gelegenheid zou zoeken om zijn bedrijf uit te oefenen. Spreker is bang, dat daarvan nu niets meer komt. Hij heeft het gevoel dat het bestuur van de Hervormde Kerk, welke deze woning het volgend jaar nodig zal hebben, er in is gelopen en niet de beschikking over de woning zal krijgen. De heer KAMPHUIJS meent, dat de vrees voor hinder van dit bedrijf ongegrond is. Daarover is ook niet geklaagd toen het be drijf aan de Delpratsingel was gevestigd. Bovendien komt daar nu woonruimte vrij. De kwestie van de woning van de Hervormde Kerk staat hier geheel buiten. De VOORZITTER hoopt, dat Nuyten in de gelegenheid zal zijn woord te houden. Indien dit niet het geval is, dan komt het Kerk bestuur in de klem te zitten, zoals het zo menig huiseigenaar in deze moeilijke tijd overkomt. Overigens lijkt hem, dat het een goede daad was verleden jaar deze man aan woon- en bedrijfsruimte te helpen, en over een goede daad behoeft men nimmer spijt te hebben. Hierna besluit de Raad overeenkomstig het voorstel. 29. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verkoop van grond aan het Planciusplein aan Mevrouw A. van Goethem. (Bij lagen 1951, no. 383.)

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 438