492 12 DECEMBER 1951 ken. Indertijd is naar voren gebracht, dat de gemeente geen sub sidie wenste te geven, omdat de gemeente Dordrecht die school ook niet subsidieerde. De heer van Oyen was toen niet tegen dit standpunt. Het is inderdaad zo als door de heer Veldkamp naar voren is gebracht. Van reciprociteit is geen sprake. Als één ge meente die school moet subsidiëren, dan is het toch op de eerste plaats de gemeente Dordrecht. In Dordrecht is de raadsfractie van de P.v.d.A. tegen deze subsidiëring, tengevolge waarvan ook geen subsidie wordt verleend. Op die grond dient ook Breda de school niet te steunen. Spreker wil nog een tweede argument naar voren brengen. Als er van wederkerigheid geen sprake is, waarom zou Breda dan wel steunen? Zou deze gemeente wel subsidiëren, dan worden niet de Bredase leerlingen gesteund, maar de Dordrechtse. De 7 Bredase leerlingen, die bedoeld christelijk lyceum bezoeken, wegen niet op tegen bet groot aantal Dordrechtse. Burgemeester en Wethouders achten het onjuist, dat een eventueel subsidie niet beantwoordt aan het beoogde doel. De heer BRINKERHOF is het niet eens met wethouder Meys, wanneer deze zegt, dat door een eventueel gemeentelijk subsidie niet de Bredase kinderen, maar de Dordrechtse worden gesteund. Spreker brengt hiervoor de gemeente Tilburg als voorbeeld naar voren. Tilburg bezit terzake een verordening, waardoor aan alle elders gevestigde bijzondere onderwijsinstellingen van middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs, die Tilburgse leerlingen huis vesten, subsidie wordt verleend. Ook mag niet uit het oog worden verloren, dat in het onderhavige g'eval geen sprake is van een gemeentelijke school maar van een particuliere. Als kinderen van buitengemeenten het O.L. Vrouwe-lyceum alhier bezoeken, dan zul len betrokken gemeenten zeker subsidiëren. Derhalve stelt spre ker voor het gevraagde subsidie alsnog te verlenen. De heer KAMPHUYS vindt het argument van wethouder Meys n.l., dat toendertijd de heer van Oyen niet tegen het ingenomen standpunt was, niet sterk. Men zou dan bij elke gelegenheid een overeenkomstige toetsing moeten toepassen. De opmerking dat in Dordrecht de fractie van de P.v.d.A. terzake geen medewerking- verleent, wordt in dank geaccepteerd, omdat er geen gelegenheid is deze stelling te controleren. Spreker vindt de naar voren ge brachte argumentatie niet gelukkig gekozen. Hij is van mening, dat iets gedaan moet worden. De heer VELDKAMP voelde er aanvankelijk wel voor terzake iets te doen. Nu hij het antwoord van wethouder Meys heeft ver nomen, is hem het een en ander wel duidelijk. Hij kan de bezwa ren van de heren Brinkerhof en Kamphuys niet onderschrijven. Wel voelt hij voor aanhouding van het prae-advies. Of in Dord recht bij de fractie van de P.v.d.A. de schuld gezocht dient te worden, is spreker onbekend. Het is misschien mogelijk, dat ter zake door de fractie van de P.v.d.A. contact wordt opgenomen met haar Dordrechtse collegae. Men kan bezwaarlijk een beroep doen op Breda, als Dordrecht, waar de instelling is gelegen, niets geeft. De heer JONGBLOED merkt op, dat in Dordrecht niet alle raadsleden tot de P.v.d.A. behoren. In die gemeente bezit de P.v.d.A. niet de meerderheid, zodat ook andere groepen tegen het voorstel waren. Men wil daar niet verder gaan dan wettelijk nood-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 492