12 DECEMBER 1951 497 gens verlet. De leden echter, die een vrij beroep hebben, vergoeden hun verlet niet met een bedrag van 6,a 7,50. Daarom acht hij het gewenst dit bedrag op 6, -te handhaven. Aangezien in het voorstel niet voldoende is ingegaan op de vergoeding voor het bij wonen van commissievergaderingen, verzoekt spreker Burgemeester en Wethouders dit punt nader te bezien. Wethouder MEYS voelt veel voor de woorden van de heer Jongbloed, n.l. dat op de kleintjes gelet moet worden. Toch heeft het College gemeend op de suggestie van de Raad te moeten in gaan; mede met het oog op het feit, dat in sommige andere ge meenten de raadsleden ook nog in een andere vorm vergoeding ontvangen. Als deze zaak op die wijze met andere gemeenten wordt vergeleken, dan valt de hoogte van het presentiegeld voor de Bre dase raadsleden nadelig uit. Daarbij komt nog, dat er zowel raads leden zijn, die salaris, als die loon genieten. Laatsbedoelden hebben bij verlet loonderving. Daar hiermede rekening gehouden moet worden, wil spreker ingaan op het voorstel van de heer Veldkamp. De vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen kan nader bezien worden. De mogelijkheid, dat raadsleden door het bij wonen van commissievergaderingen, die meer gedurende de werk uren worden gehouden, loonverlet hebben, is niet uitgesloten. Spre ker acht het echter niet juist, dat daardoor het inkomen wordt beperkt, zodat het niet denkbeeldig is, dat men tengevolge daarvan het lidmaatschap van een raadscommissie niet kan aanvaarden. De vergoeding voor het bijwonen van raadscommissievergaderin gen is inderdaad minder dan die voor het bijwonen der vergaderin gen van de woonruimtecommissie. Laatstgenoemde vergaderingen worden wel niet overdag gehouden, maar duren meestal zeer lang, terwijl het werk buiten die vergaderingen ook nog veel tijd in be slag neemt. Tenslotte zegt spreker, dat op blz. 2 van het voorstel vermelde lijstje niet als uitgangspunt maar als voorbeeld beschouwd dient te worden. Ook de onderwijscommissie behoort erbij vermeld te staan. De heer VAN EGERAAT kan aannemen, dat de Raad er destijds (b.v. in 1941) geen bezwaar tegen had het presentiegeld wegens kostenstijging tot 6,te verhogen. Maar dan is thans eert verhoging tot 7,50 toch zeker wel billijk, aangezien anders de destijds goedgekeurde verhoging eveneens niet nodig was geweest. De heer TOXOPEUS vraagt of het juist is, dat er raadsleden zijn, die voor het bijwonen der vergaderingen loonaftrek krijgen. Wethouder MEYS antwoordt bevestigend. De heer JONGBLOED verzoekt het voorstel in stemming te brengen. De VOORZITTER zal het voorstel van Burgemeester en Wet houders splitsen en het gedeelte, dat handelt over de verhoging van het presentiegeld voor het bijwonen der raadsvergaderingen, in stemming brengen. Uit deze stemming blijkt dat dit voorstel met 28 tegen 6 stemmen is aangenomen. Tegen stemden de heren Rattink, Brinkerhof, Brekelmans, Jong bloed, Hustinx en Kamphuys.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 497