502 14 DECEMBER 1951 Da heer VAN EGERAAT vraagt, of het niet nuttig' is ten aan zien van de ontheffing van schoolgeld (Vergelijk o.m. art. 5 ver ordening schoolgeldheffing voor uitgebreid lager nijverheidsonder wijs) in d'e regeling op te nemen, op welke wijze tussentijds verlaten van de school kan geschieden. Hij acht het raadzaam, dat een schriftelijke mededeling daaromtrent wordt gedaan, opdat het weg blijven zonder meer geen reden zou worden, schoolgelden te moeten terugbetalen. Wethouder MEIJS merkt op, dat wanneer geen bericht wordt gezonden, de leerling bij verzuim niettemin wordt geacht nog de school te bezoeken, en dus voor hem schoolgeld verschuldigd blijft. Deze schoolgebruiken worden de leerlingen medegedeeld en zijn ook de ouders wel bekend. Zij het niet in deze verordening, is het door de heer Van Egeraat bedoelde punt in de praktijk al geregeld. De heer VAN EGERAAT antwoordt, dat indien de wethouder meent dat deze zaak geen moeilijkheden zal opleveren hij niet op aanvulling der verordening zal aandringen. De heer RATTINK heeft enkele technische opmerkingen, daarbij verwijzende naar de verordening schoolgeldheffing scheepswerk- tuigkundigen. In artikel 11 (inzake bezwaren tegen aanslag en verzoeken om ontheffing) wordt gesproken van een termijn van „twee kalender maanden na dagtekening van het aanslagbiljet". Het lijkt hem niet mogelijk in dit verband te spreken van ,,ka- lender"-maanden, tenzij men eigenlijk zou bedoelen: twee kalen dermaanden na d'e maand waarin de dagtekening is gesteld. Af gezien van deze onnauwkeurigheid zou spreker deze termijn liever verbinden aan het feit, waarvoor bezwaar tegen de aanslag of verzoeken tot ontheffing worden ingediend. Want indien dit feit zich zou voordoen na twee maanden na de dagtekening zouden dergelijke verzoeken niet meer ingediend kunnen worden. Voor de gevallen bedoeld in artikel 10 sub 1 zou spreker zelfs liever in het geheel geen termijn willen stellen, want de vraag, of deze hardheidsclausule moet worden toegepast komt eerst ter sprake bij de invordering. Wethouder MEIJS zegt, dat men bij de voorbereiding van deze verordeningen nogal haastig te werk moest gaan, zodat het be grijpelijk is, dat er nog enige feilen aankleven. Het bezwaar tegen de formulering van de termijn in artikel 11 kan spreker delen: hij stelt voor deze te wijzigen in: 60 dagen na dagtekening. Hij gelooft niet, dat dit artikel moeilijkheden zou kunnen opleveren bij de ontheffing van schoolgeld bij het verlaten van de school. Artikel 11 heeft naar zijn mening niet betrekking op deze ont heffing, maar op bezwaren tegen de aanslag. De heer RATTINK meent, dat de artikelen 9 en 10 de onthef fingsmogelijkheden noemen, en artikel 11 de termijn vaststelt, waar binnen dan om deze ontheffing kan worden verzocht. Wat is de mening van de Wethouder omtrent het laten vervallen van de termijn voor artikel 10? Wethouder MEIJS meent dat de termijn meer gesteld is om te voorkomen, dat men te allen tijde op de aanslag zou kunnen terug komen. In gevallen van bijzondere hardheid zal hiervan kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 502