14 DECEMBER 1951
503
worden afgeweken. Ook bij de rijksbelastingen kent men de figuur
van een niet-ontvankelijk-verklaring van een verzoek, met een
ambtshalve wijziging van de aanslag door de inspecteur.
De heer RATTINK is niet overtuigd; hij wil het debat echter
niet te veel rekken. Met de strekking van artikel 13 kan hij zich
verenigen. Hij vraagt zich echter af, of het niet beter is een termijn
van 5 jaar, in plaats van 3 jaar te stellen. Overigens kan men in
dit artikel beter spreken van een schoolgeldjaar, dan van een
cursusjaar.
Wethouder MEIJS kan instemmen met de wijziging van de ter
mijn van 3 in 5 jaar. Waar het dikwijls lang duurt, voordat de
gegevens bekend zijn, waarnaar de aanslag moet worden opgelegd,
zou anders de belastingadministratie in moeilijkheden kunnen
komen.
De heer RATTINK wil nog verder gaan. Wanneer blijkt, dat de
opgelegde aanslag foutief was, terwijl zulks de schuld was van de
administratie en niet van de belastingplichtige, dan moet deze
niet met een navordering worden lastig gevallen. Anderzijds dient
deze termijn van vijf jaar ook te gelden ten gunste van de admi
nistratie.
Wethouder MEIJS vraagt of aanhouding van dit stuk wordt
gewenst. Hij acht het van belang, dat de verordening spoedig in
werking kan treden. Later kan de Verordening nog nader worden
bezien.
De heer JONGBLOED meent dat er geen reden is tot aanhou
ding, daar de naar voren gebrachte bezwaren van technische aard
zijn. Hij zou willen voorstellen, de verordening aan te nemen, met
machtiging aan Burgemeester en Wethouders om na beraad de
nodig geachte technische wijzigingen aan te brengen. Het lijkt
hemminder effectief over deze technische punten in de Raad
verder te discussiëren: deze zaken kunnen beter door de deskundi
gen onderling besproken worden.
De VOORZITTER is het eens met de suggestie van de heer
Jongbloed. Overigens acht hij het gewenst, dat dergelijke wense
lijk geoordeelde technische wijzigingen van te voren schriftelijk
worden ingediend.
De heer RATTINK merkt op, dat hij zijn amendementen reeds
van te voren aan de Wethouder had doorgegeven. Hij kan zich met
de voorgestelde gang van zaken verenigen.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten, met dien verstande dat de Raad Bur
gemeester en Wethouders machtigt in de tekst der ver
ordeningen alsnog wijzigingen van technische aard aan
te brengen.
24. Prae-adVies van Burgemeester en Wethouders op verzoeken
om tegemoetkomingen in de vervoerskosten ex art. 13 der L.O.-
Wet 1920. (Bijlagen 1951, no. 464).
Overeenkomstig het prae-advies wordt besloten.