50 8 FEBRUARI 1951 bouwvolume nog te realiseren. Op een later tijdstip kan men daar echter niet meer mede gereed komen. De heer VAN DEN EEDEN wijst er op, dat volgens het voorstel van het bouwvolume 41% arbeiderswoningen worden gebouwd tegen 59»/o middenstandswoningen. Van de ingeschreven woningzoekenden zijn 18.28% middenstanders tegenover 81.72% arbeiders. Hieruit blijkt toch een wanverhouding in de verdeling van het bouwvolume. De VOORZITTER zegt, dat deze cijfers betwistbaar zijn. Volgens de statistische gegevens behoort 53% van de gemeentelijke bevolking tot de arbeidersstand. Wethouder ROMSOM merkt op, dat de heer Van den Eeden het feit verwaarloost, dat een niet onbelangrijk deel van de als arbeiders ingeschrevenen een hogere huur kan en wil betalen dan 5. per week. Hij heeft aan het Woningnoodbureau dan ook verzocht dit in het vervolg nauwkeuriger na te gaan, zodat een diepgaander en beter inzicht in de verschillende groepen der ingeschrevenen kan worden verkregen. De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat een vorige maal bij de be spreking over deze kwestie uitdrukkelijk is toegezegd, dat indien de particulieren hun bouwvolume niet realiseren de gemeente dan zelf dit volume overneemt en de woningen zal bouwen. Wat belet de gemeente dan, om ten aanzien van het reeds eerder besproken con tingent van 126 woningen reeds thans te besluiten deze huizen te bouwen De VOORZITTER antwoordt, dat het gemeentebestuur thans geen financieringsmogelijkheid daartoe ziet. De Raad kan besluiten dit bouwvolume aan de gemeente te houden, maar dat wil nog niet zeggen, dat de gemeente deze woningen ook zal bouwen. De Raad doet verstandig dit contingent zo vlug mogelijk onder de particuliere aanvragers te verdelen, zolang daar nog gelegenheid voor is. •-T Tf-fl De heer RATTINK neemt aan, dat Burgemeester en Wethouders bereid zijn zo veel mogelijk arbeiderswoningen te bouwen, doch dat de geldelijke moeilijkheden hen thans beletten verder te g'aan. Dit financieel probleem zal zich echter ook in vele andere gemsenten stellen. Kan nu niet getracht worden te samen met andere gemeen ten in overleg te treden met het Departement Van financiën om tot een oplossing der moeilijkheden te komen? ifïü De VOORZITTER zegt, dat naar zijn mening de Minister van Financiën wel weet hoe de kaarten liggen. Zijnerzijds heeft spreker da Commissaris van de Koningin reeds herhaaldelijk er op gewe zen, dat men niet blijvend woningen kan bouwen met vlottende schuld. In een kleine gemeente waar men misschien 10 woningen bouwt, doet zich dit probleem praktisch niet voor. In deze gemeente gaat het om zeer grote kapitalen, welke voor lange tijd moeten wor den geïnvesteerd, terwijl men nauwlijks kasgeld voor drie weken kan krijgen. Uiteindelijk zal wel een oplossing voor dit vraagstuk worden gevonden, maar dan zijn intussen zeer kostbare maanden Verlopen en het zal dan niet meer mogelijk zijn het voor dit jaar toegewezen bouwvolume ten uitvoer te brengen. Spreker handhaaft daarom het voorstel van Burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 50