14 DECEMBER 1951
517
op hun plaats zijn. Dit is ook het gevoelen van de commissie voor
het Nijverheidsonderwijs. In de practijk is inmiddels gebleken, dat
de heer Hendriks een zeer goed leraar is, nog beter dan de heer
Bosters.
De heer JONGBLOED merkt op, dat de, wethouder niets heeft
gezegd omtrent de leeftijdskwestie.
Wethouder MEIJS meent, dat inderdaad ook de leeftijd de door
slag kan geven bij het doen van een keuze. Het is voor de school
van groot belang, wanneer zij goede jeugdige leraren kan aan
trekken, die nog lange tijcf mee kunnen. Degene, die als absolute
eis stelden spoedig een woning te verkrijgen, moesten als can-
didaat afvallen.
De heer JONGBLOED heeft geen bezwaar tegen de benoeming
van de heer Hendriks. Naar zijn mening zijn Burgemeester en
Wethouders echter wel wat te rap geweest met het buiten be
schouwing laten van sollicitanten van oudere leeftijd. Ook de in
formaties omtrent levensbeschouwing acht spreker gevaarlijk: het
hoeft geen slecht teken te zijn als iemand zegt: ik ben het daar
over nog niet met me zelf eens. Bekwaamheid dient primair te
zijn. Spreker wil op de kwestie thans niet verder ingaan.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming
van de heer J. Huisman tot leraar mechanica en wetskennis in
tijdelijke dienst aan d'e gemeente school voor scheepswerktuigkun-
digen voor de duur van het cursusjaar 1951-1952. (Bijlagen 1951,
nr. 471).
32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders to;t (her)be
noeming van een drietal leraren aan de gemeente-avondschool voor
ambachtslieden (afd. Gawalo-cursus) met ingang van 12' Novem
ber 1951 tot het einde van het cursusjaar 1951-1952. (Bijlagen
1951, nr. 472).
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
33. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het ver
lenen van een bijdrage aan de Cadettenroeivereniging. (Bijlagen
1951, nr. 473.)
De heer HUSTINX meent zijn excuses te moeten maken, dat
hij nu hij voor de eerste maal het woord voert in de Raad
een onbelangrijk onderwerp als het onderhavige heeft uitgekozen.
Naar zijn mening kunnen Burgemeester en Wethouders niet goed
doordacht hebben de consequenties van het verlenen van deze hulp
aan de cadettenroeivereniging.
Spreker acht deze vereniging van te weinig belang voor de
gemeente om de subsidie te rechtvaardigen. Hij heeft ook het
verzoek bij de stukken gemist; hoe is deze aanvrage gedaan?
Naar zijn oordeel is hier sprake van een al te grote adoratie voor
alles wat van de K.M.A. komt. Spreker begrijpt wel iets van die
adoratie, doch hij zou voor overdrijving willen waarschuwen, en
men zou een onderscheid moeten maken tussen de leiding van de