8 FEBRUARI 1951 51 Wethouders het gemeentelijk bouwcontingent 1951 te bepalen op 300 woningen en het particuliere op 431 woningen. De Raad besluit overeenkomstig dit voorstel. RONDVRAAG. Door de heer JONGBLOED zijn aan Burgemeester en Wethouders de volgende ter vergadering door de Secretaris voorgelezen, schrif telijke vragen gesteld: 1. Betreft de oproep van sollicitanten voor de betrekking van hoofdcommies bij de gemeentelijke dienst voor Sociale Zaken, de vervulling van een bestaande vacature? 2. Zo, neen, had dan naar uw oordeel niet vooraf door begrotings wijziging de toestemming van de Raad behoren te worden gevraagd voor deze personeelsuitbreiding? 3. Welke is de reden dat Burgemeester en Wethouders voor bovenbedoelde betrekking voorkeur geven aan een Mr. in de rechten 4. In welke bladen is de in casu bedoelde oproep van sollicitan ten geplaatst? 5. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid voor de vervulling van deze betrekking het advies in te winnen van het bestuur der Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg, c.q. een commis sie uit dit bestuur in de gelegenheid te stellen ter zake van advies te dienen? De VOORZITTER stelt zich voor deze vragen in de eerstkomende vergadering te beantwoorden. De heer JONGBLOED wenst op deze vragen, welke niet als critiek zijn bedoeld, een kleine toelichting te geven. Hij heeft zich afgevraagd, waarom een Meester in de Rechten voor deze betrekking de Voorkeur zou genieten. Wenst men een persoon met academische opleiding, dan zou naar zijn mening iemand, die is afgestudeerd aan de sociologische afdeling van een economische faculteit, eerder in aanmerking moeten komen. In het algemeen heeft spreker bezwaar, dat in de oproep reeds tot uitdrukking wordt gebracht, dat een academisch-gevormde de voorkeur verdient, voor een betrekking gelijk deze welke ook door personen, die door practische ervaring en meer uitgebreide vakstudie zich hebben bekwaamd, kan worden vervuld. Deze per sonen worden door de advertentie afgeschrikt te solliciteren, waar in voor de gemeente geen voordeel is gelegen. Het gaat ook te ver voor dergelijke functies in de gemeentelijke administratie steeds juristen aan te trekken. Waar de nieuwe functionaris als waarnemend directeur regel matig ook zal moeten samenwerken met het bestuur van de Bur gerlijke Instelling voor Maatschappelijke Zorg, komt het spreker gewenst voor, dat bij de benoeming contact wordt opgenomen met enkele personen uit dit bestuur, aan welke geen beslissing kan worden gegeven deze toch ligt bij het gemeentebestuur)maar wel een adviserende stem. Spreker heeft deze vragen schriftelijk gesteld, omdat zij bij de mondelinge rondvraag anders wellicht niet voldoende tot hun recht komen. De heer PEETERS stelt de volgende vragen betreffende de pan den Leeuwerikstraat no. 80 en 82:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 51