Wethouder van Houten is het bekend,dat een dergelijke poging van de in stallateurs te Eindhoven grandioos is mislukt. Na langdurige besprekingen hebben de installateurs van de landelijke organisatie een brief ontvangen,waarin deze haar afdelingen aanraadde geen enkele afspraak aan te gaan voordat landelijke regelingen waren getroffen. De Bredase afdeling heeft zich niet aan deze brief gehouden,hetgeen spre ker onjuist acht. De heer van Gisbergen beweert,dat er verschil is tussen de inhoud van de door Wethouder van Houten bedoelde brief en de grief van de installateurs. Deze brief is afkomstig van de R.K. Bond van installateurs en niet van de vakgroep.Naar aanleiding van deze brief is Wethouder van Houten van me ning, dat het de bedoeling is een regeling te treffen voor alle gene enten. Zulks is echter onjuist.De vakgroep van de installateurs heeft voor de verkoop,verhuur enz.van diverse apparaten een landelijke regeling in voor bereiding.Deze regeling wordt slechts getroffen voor die gemeenten,waar het vrije bedrijf niet in staat is deze materie afdoende ter hand te nemen.Spreker heeft voor zich liggen een brief van Mr.P.J.Ph.Th.Menger, adjunct-secretaris van de Bedrijfsgroep Detailhandel.Deze brief luidt als volgt: Aan de Ned.Kath.Bond van Werkgevers i/h Loodgieters-,Fitters en Sanitaire Installatiebedrijf Afd.Breda, Se cr. A. M. A. Melis Nieuwe Ginnekenstraat 41, Breda.- Mijne Heren, Naar aanleiding van Uw schrijven van 11 Maart j.l.be richten wij U,dat wij van oordeel zijn,dat de verkoop,huurkoop en verhuur van gasgeysers,comfo- ren,gashaarden enz. slechts dan tcrfc de taak van de overheid of haar instel lingen gerekend kan worden.wanneer het bedrijfsleven met name i.e.de mid dens tandsbe drijven in gebreke blijven ten aanzien van een aan redelijke eisen beantwoordende voorziening van het publiek.Voorzover deze bedrijven door omstandigheden buiten hun schuld in gebreke zijn,ligt het o.i.op de weg van de overheid deze omstandigheden naar vermogen uit de weg te rui men, althans het bedrijfsleven daarbij bij te staan. Bovendien dient de overheid bij de vaststelling van haar beleid ten deze te bedenken,dat zij,indien zij zich ten onrechte op dit terrein beweegt, onnodige schade toebrengt aan degenen,wier welzijn zij heeft te bevorderai. Tenslotte zal déze verkoop enz.van overheidswege tevens nadelig zijn voor alle ingezetenen,wanneer deze activiteit op zo grote schaal plaats heeft, dat de omzet van de betreffende,op deze wijze beconcurreerde ondernemin gen aanmerkelijk wordt beïnvloed.De op deze ondernemingen drukkende kos ten, zullen dan uit een kleinere omzet verhaald moeten worden,hetgeen bete kent, dat de prijzen van de nog wel verkochte artikelen ook hierdoor een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 541