Notulen van de besloten vergadering van de
Raad van 5 Juli 1951
Aanwezig alle raadsleden, met uitzondering van de heren
Drs. L van Egeraat, A.Jongbloed en Ir.J.M.Schijen
Voorzitter Mr.Dr.^laudius Prinsen
Secretaris Mr.Ph.I.*'. van Woensel
1. De Voorzitter geeft het woord aan de wethouder, de heer
Van Houten, tot het geven van inlichtingen omtrent de
heden san de raadsleden ter hand gestelde stukken, betref
fende de overneming van een gedeelte van het concessiege
bied van de N.V. Waterleiding Maatschappij Noord-West
Brabant
Wethouder Van Houten merkt op, dat het wel zeer ongewoon is
een inleiding te geven over een onderwerp, waarover de Raad
nog geen voorstel is gedaan, doch de gemeente zit hier in
een dwangpositie.
Reeds kort nad_>e annexatie in 194-2 van gedeelten van de
voormalige gemeenten Princenhage en G-inneken en van Tete-
ringen is de watervoorziening in de geannexeerde gebieden door
Burgemeester en Wethouders besproken. Dit leidde er toe,
dat - in overleg met de Raad van Commissarissen van de
Waterleiding Maatschappij N.V/.Brabant - aan de Directie van
het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening, onder Prof
Krul, werd opgedragen een rapport over de drinkwatervoor
ziening in groot Breda te maken. Dit rapport, eind 1946
gereed gekomen, en in begin 1947 aangeboden, kwam tot de
conclusie, dat de mogelijkheid tot uitbreiding van de pomp
stations van de N.V/.Brabantse Maatschappij en van het ge
meentelijk waterbedrijf gelijk waren maar dat het noch
tans juister Voorkwam de drinkwatervoorziening in groot
Breda door een bedrijf (het gemeentelijke)te doen geschie
den. Hiertoe diende derhalve de N.W. Brabantse een deel van
haar concessiegebied (nl. de bij Breda gevoegde gebieden)
aan het gemeentelijk bedrijf af te staan
Dit technisch rapport werd door beide partijen aanvaard, en
nader overleg was derhalve nodig tot het komen van d e ad
ministratieve uitvoering. Op 12 Maart 1948 is dienaangaande
een bespreking gehouden met het bestuur van de N.W.Brabant
se, waarbij ook Prof. Krul aanwezig was. Hierbij rees de
moeilijkheid op welke basis de berekeningen van de over
drachtsom moest geschieden. Op voorstel van Mr. Struycken
is toen aangenomen dat de toestand per 1 Januari 1949 als
uitgangspunt zou worden genomen de situatie werd - bij
wijze van spreken - per die datum bevramn
Aan Processor Krul werd opgedragen naar aanleiding
van de bespreking een uitgewerkt rapport over de admini
stratieve uitvoering op te stellen. Dit (eerste) rapport
is uitgebracht in Januari 1950. Hierin werd geconcludeerd
tot een overname-som van ƒ.1.776.154.-, waarvan ƒ.500.000.-
ineens en gedurende 34 jaar een jaarlijkse uitkering van
ƒ.62.500.-. Geen van beide partijen kon zich met di% 'pap-
port verenigen. Aan de hand van de nieuwe besprekingen
werd een tweede rapport samengesteld, dat in Juni 1950 is
aangeboden, waarbij de overnemingssom werd gesteld op
ƒ.1.622.845, waarvan weer ƒ.500.000.- in eens en het