of deze transactie al dan niet geaccepteerd moest worden. Na rijp beraad heeft het echter gemeend de stap te moeten zetten.De heer Kramers heeft gesproken over de artikelen 5 en 24 van de overeenkomst met de gemeenten. Ook het College had zich hieraan aanvankelijk vastgeklampt.Burgemeester en Wethou ders meenden in 1968 het recht te verkrijgen eenderde leiding te kunnen leggen. Zowel de stadsadvocaat als professor Krul zijn hierover geraadpleegd.Doch artikel 24 ontneemt Breda deze mogelijkheid,daar slechts de gezamenlijke gemeenten hier een beslissing kunnen nemen. De heer Kramers heeft gevraagd of de Bredase gemeenschap werkelijk met de overne ming is gebaat. Spreker meent dit bevestigend te moeten beantwoorden.Zou de gemeente de desbetref- j, fende bewoners door het verstrekken van een suppletie helpen,dan zouden in Oud- Breda de tarieven verhoogd moeten worden,hetgeen de Maatschappij tot voordeel zou strekken.Burgede ester en Wethouders meenden echter,omdat Breda Groot-Breda is gewor den, dat het pompstation voor Groot-Breda uitgebreid moest worden.De bewoners van de geannexeerde gebieden hebben dezelfde rechten als die van Oud-Breda. De heer Koertshuis heeft inlichtingen gevraagd over het in 1968 vervallen van de concesse. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel in 1968 door artikel 24 van bedoeld contract geen baas in eigen huis te worden.Als één der gezamenlijke gemeenten niet tot opheffing wenst over te gaan,dan kan zulks niet geschieden.Wat het wetsontwerp inzake de drinkwatervoorziening betreft merkt spreker op,dat in het eerste ontwerp van 1947 over de onrendabele gebieden werd ge sproken.Van rijkswege zou daarvoor een bedrag van ƒ.80.000.-worden uitgetrokken. In het tweede ontwerp werd daarover niet meer gesproken.Volgens dit ontwerp werd de bevoegdheid in handen van Gedeputeerde Staten gelegd om de provincie in diverse gebieden in te delen en te zeggen:"Dit is Uw gebied". De gemeenten,die een goed geoutilleerd waterleidingbedrijf bezitten,lopen de kans onrendabele gebieden toegewezen te krijgen zonder vergoeding. Dit ontmoette bezwaar bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.Toen is de Minis ter voorgesteld,dat eerst overleg gepleegd zou moeten worden. Gezien evenwel de ervaringen,die de gemeente Breda opgedaan heeft met de N.W.Bra bantse Waterleiding Maatschappijis hiervan geen succes te verwachten. De heer Koertshuis zegt,dat de 5 ton hem zwaar op de maag liggen.Ook bij het College is zulks het geval. ff Bij een der eerste besprekingen werd door beide partijen goedgekeurd dat door Prof. Krul terzake een rapport uitgebracht zou worden. Deze professor,die zich onpartijdig en waardig heeft gedragen,heeft in totaal 3 rapporten samengesteld .Bur gems ester en Wethouders hebben het laatste rapport in prin cipe na ampele overweging aanvaard.Voor de andere partij was het onaanvaardbaar.Ze bleef bij haar eis een extra bedrag van .500.000.-ineens te moeten ontvangen in verband met het onzekere waardepeil'het geld,wellicht daarbij hopende,dat Breda niet tot overneming van het concessiegebied zou overgaan. In verband met de komende nieuwe Wet voelt de Mij.zich zeer sterk.Spreker heeft begrepen,dat zij zich daaraan vastklampt in verband met de mogelijkheid van gebieds uitbreiding. Spreker is het ermee eens,dat de gemeente zich in een dwangpositie bevindt.Op 12 Maart 1948 ging de Maatschappij met de bevriezingsdatum( 1 Januari 1949 )accoord. Daarna deed ze verbaasd,dat er in het Heuvelkwartier zo snel werd gebouwd,zij wenste zich toen niet langer meer aan deze datum te binden en eiste een bedrag van 5 ton méér. Op 1 Januari 1949 waren er 3809 percelen aangesloten.Thans bedraagt dit aantal 5500.De N-W-Brabantse Waterleiding Maatschappij beweert ten behoeve van deze méér aansluitingen kapitalen geinvesteerd te hebben,tengevolge waarvan ze ƒ.500.000.-meer verlangen. Het totaal bedrag is ruim 2 millioen gulden,hetgeen naar haar mening nog laag is,daax de resterende gebieden bij een eventuele overneming moeilijk te exploiteren zullen zijn. De heer Vermeulen heeft gevraagd of het nu wel het juiste moment is tcrfc overneming -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 553