Heeft het daarom wel zin,dat de Raad tot overneming besluit? Wethouder van Houten antwoordt,dat er reeds vaak over bedoelde kurk is gesproken. De N.W.Br.Waterleiding Mij is echter van plan Rijsbergen en Zundert van water te voorzien,zodat ze het gebied,dat bij overgeving verloren gaat,weer in korte tijd elders terugwint. Zij erkentdatindien het Bredase gebied voor haar verloren gaat,ze dan een over schot aan personeel en fabriekscapaciteit verkrijgt. Het is dus niet waar,dat het Bredase gebied de kurk is,waarop ze drijft,aangezien er een andere kurk voor in de plaats komt. De heer Vermeulen is niet overtuigd,dat Breda op de voorgestelde wijze met de N.W.Br.Waterleiding Maatschappij tot overeenstemming moet komen. De Voorzitter concludeert hieruit,dat de heer Vermeulen niet voor overneming voelt. Wat de vraag van de heer Koertshuis inzake naasting betreft,antwoordt spreker,dat naasting zo maar niet kan plaatsvinden.Het is geen kwestie van grondonteigening. De heer Toxopeus spijt het niet in de gelegenheid geweest te zijn deze zaak te be- studeren.De gemeente heeft zichzelf met het bouwen in het Heuvelkwartier in de rug gestoken.Het is echter van groot belang,dat de watertarieven in de gehele gemeente gelijk zijn. Men dient daarbij in het oog te houden,dat het gemeentelijk Waterleidingbedrijf een nutsbedrijf en de N.W.Br.Waterleiding Mij een winstbedrijf is.Spreker vindt het juist,dat de gemeente hier een vinger in de pap wil hebben.Het is moeilijk alle ge volgen van de voorgestelde transactie te overzien. Naar zijn mening dient het concessiegebied overgenomen te worden,indien de Wethou der hierin een goede noot ziet voor de toekomst. Wethouder van Houten zegt,dat het College met het wetsontwerp toch wel rekening- heeft gehouden.Indien tot naasting wordt overgegaan,dan acht spreker het gevaar aan wezig, dat Gedeputeerde Staten het kleine Breda gaan naasten ten behoeve van de streekplan-watervoorziening. De heer Toxopeus merkt op,dat een aantal gemeenten de N.W.Br.Waterleiding Mij con cessie hebben verleend.Breda is terzake de rechtopvolgster van de gemeente Princen- hage. Volgens art 5 der overeenkomst kan de gemeente v66r 1968 geen leidingen in het con- cessiegebied aanbrengen,terwijl volgens art.24 slechts de gezamenlijke gemeenten g in dat jaar tot opheffing van de maatschappij kunnenbesluiten.Indien echter een ge- meente niet meer mee wildoen,kan deze dan haar gebied overnemen?.Hoe de rechter terzake zal beslissen,blijft een open vraag. g Ofschoon spreker geen gelegenheid heeft gehad deze zaak te overwegen,is hij toch van mening,dat de gemeente de voorgestelde transactie maar moet aangaan. g De heer van Swol vraagt of de N.W.Br.Waterleiding Mij aan haar verplichtingen vol- doet.De gemeente zou/aan deze Mij af en toe water moeten leveren.Indien de gemeente in* bijv.bij brand watersuppletie zou weigeren.Wat zijn dan de gevolgen? Heeft deze Mij nu wel het recht zo hoog van de toren te blazen? h g De Voorzitter antwoordt,dat de gemeente deze Mij dan wel in gebreke kan laten blij- ven,maar dan is Breda de oorzaak,dat zij in gebreke is gebleven.Bovendien houdt de rechter zich vast aan de norm,dat de billijkheid de grondslag is vanalle recht. Wethouder van Houten merkt op,dat de N.W.Br.Waterleiding Mij na de oorlog in grote moeilijkheden heeft gezeten.Ook watertorens van deze Mij wareh vernield,tengevolge waarvan Breda water suppleerde,zodat er bij brand enz.voldoende druk aanwezig was. De heer Toxopeus meent,dat de onderhavige kwestie voor de gemeente slechter wordt, indien een uiteindelijke beslissing lang op zich laat wachten. De Voorzitter kan niet zeggen of een aanvaarding van het onderhavige voorstel al dan niet goed is.Dit is een moeilijke zaak.Het is het College niet bekend of te veel wordt betaald,zodat het uiteindelijk met lode benen het voorstel ter tafel gebracht -5-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 556