De heer VAN SWOL vraagt zich af,of het niet wenselijk zou zijn naast stukken
van f.1000.-tf .500.- en ƒ.100.-, ook nog obligaties van ƒ.50. -uit te ge ven.De op-;
zet is toch,dat de gehele burgerij aan deze lening deelneemt,maar dan is het
ook gewenst,dat voor de kleinere beurzen ook kleinere stukken zijn.
De heer BRINKEKK0E merkt op,dat in Leeuwarden aan de lening een spaarsysteem
was verbonden,zodat men niet ineens het volle bedrag,waarvoor werd ingetekend, j
behoefde te storten.
De heer VELDKAMP is het College van Burgemeester en Wethouders erkentelijk,dat
het de Baad in de voorbereiding van deze lening heeft willen betrekken.Het is
bekend,dat hij reeds bij vroegere gelegenheden om een dergelijk contact met
de Baad heeft gevraagd.
Met belangstelling heeft spreker van de voorstellen van 'Wethouder Meijs kennis
genomen.Bij het afdelingsonderzoek van de begroting 1952 werd door vele leden
van de Baad op deze kwestie geattendeerd.Spreker hoopt,dat Burgemeester en Wet
houders met grote voortvarendheid zullen trachten de plannen te realiseren,
welke-naar spreker gelooft-wel aller instemming zullen hebben,gezien het pri
maire belang,de 'woningbouw,hetwelk hiermede wordt gediend.
Ook spreker is van oordeel,dat een goed-gerichte propaganda van zeer groot
gewicht zal zijn.
De heer KOERTSHUIS sluit zich aan bij hetgeen door de heer Van Swol is opge
merkt: hij zou echter nog een stapje verder willen gaan en zelfs stukken van
.25.-willen uitgeven.Hij meent te weten,dat ook in andere gemeenten derge
lijke kleine coupures zijn uitgegeven en dat daardoor uiteindelijk een niet
onaanzienlijk bedrag bij elkaar is gekomen.
De heer VAN WEZENBEEK vraagt,of gedacht is aan de vorm,welke door de gemeente
Vlaardingen is gekozen.Deze is aantrekkelijk voor geldgevers,die thans van een
bepaalde welstand zeker zijn en zodoende ook voor latere jaren kunnen zorgen.
De heer JONGBLOED is dankbaar voor de mededeling,welke het College van Burge
meester en Wethouders heeft willen doen:
het is echter nu niet mogelijk,dat de gehele Baad met zijn 37 leden alle aspec
ten zou kunnen nagaan en daarin een keuze doen.Zulks blijft de taak van Burge
meester en Wethouders.Uit het betoog van de Wethouder is spreker een bepaalde
onbevredigende situatie opgevallen: namelijk dat het gemeentebestuur zo afhan
kelijk is van de medewerking der banken.Spreker acht dit niet juist.Het zijn
toch niet de banken,die te beslissen hebben,of de burgers geld kunnen uitlenen.
Hij vraagt zich af,of het niet mogelijk is de lening te plaatsen zonder de be
middeling van de banken te vragen.Ook hem komt het voor,dat voor de lening een
goede propaganda gevoerd moet worden.Toch gaat het-gelooft hij-te ver wanneer
men beweert,dat in Groningen de lening mislukteomdat de propaganda niet goed
was geweest.Daartoe hebben ook andere factoren bijgedragen,welke de houding
van hen,wier intekening van belang zou zijn geweest,ongunstig beïnvloedde.
Het idee om de obligaties zo klein mogelijk te maken lijkt erg aantrekkelijk.
Het brengt echter een zeer grote administratie mot zich mede,zodat het voor
spreker niet zeker is of de kosten voor de gemeente niet te groot zullen worden.
De leningsvoorwaarden,welke in Vlaardingen zijn gesteld en waar de heer van
Wezenbeek op doelde,lijken spreker niet geschikt voor een lening,waarop ook de
kleine luiden moeten intekenen.
Spreker apprecieert ten zeerste,dat Burgemeester en Wethouders naar mogelijkhe
den zoeken om een lening uit te geven.
Wethouder MEIJS is het met de heer Brinkerhof en andere spreker eens,dat het
beslist noodzakelijk zal zijn een goede propaganda te voeren:want eerst dan
wordt bereikt,dat iedereen meedoet.
Spreker is het met de heer Jongbloed eens,dat de obligaties niet te klein kun
nen zijn.Bij coupures van ƒ.25.-worden de druk-en andere administratiekosten