18 JANUARI 1951 5 EEDEN, Drs. L. VAN EGERAAT, A. J. J. VAN GILS, N. W. C. VAN GISBERGEN, A. VAN HAPEREN, H. J. VAN HOUTEN, A. JONGBLOED, J. VAN KAMPEN, L. J. F. KOERTSHUIS, D. J. A. KRAMERS, J. A. MEIJS, G. MINDERHOUD, F. H. M. MOL, F. P. VAN DE NOORT, C. PEETERS, A. J. A. RATTINK, A. P. ROMSOM, Drs. G. C. STUBENROUCH, C. A. H. VAN SWOL, Mr. E. H. TOXOPEUS. Dr. G. M. J. VELDKAMP, Drs. O. G. E. M. VERHAAK, J. VERSCHUREN, A. J. WEZENBEEK. Afwezig: de Heren J. J. KAMPHUYSC. A. M. DE ROOS, Ir. J. M. SCHIJEN en J. F. V. VERMEULEN. Voorzitter: de Heer Wethouder A. VAN HAPEREN. Secretaris: de Heer Mr. Ph. I. E. VAN WOENSEL. De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit, waarvan de tekst is opgenomen in art. 8a van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad. Bericht van verhindering is binnengekomen van de heer J .F. V. Vermeulen. Op verzoek van de VOORZITTER gaat de Raad in besloten zitting. Na heropening der openbare vergadering zegt de VOORZITTER het volgende: Het begin van het nieuwe jaar is een gelegenheid om eens terug te blikken, iets wat wij mensen over het algemeen slechts doen wanneer we oud geworden zijn. Vóórdien is ons oog alleen op de toekomst gericht met het zoeken naar nieuwe mogelijkheden en heb benutten van nieuwe kansen. A.ls ik mijn blik over het afgelopen jaar begin, dan wi! ik toch eerst U en alle ingezetenen danken voor de goede wensen, die zij bij de jaarwisseling mijn echtgenote en mij toezonden. Sommigen gaven daaraan esn zeer persoonlijke noot en hen dank ik wel in het bijzonder, want ik wa.ardeer dit en men zal mij wel niet kwalijk nemen, dat ik met een algemene dank in deze raad volsta. Dat mij ook door U zoveel goede wensen werden toegezonden heb ik op hoge prijs gesteld en ik zeg' U daarvoor van harte dank. Als men de blik naar het afgelopen jaar wendt, dan lijkt dat een jaar van spanningen en onrust, maar er is toch reden tot dank baarheid en we! in de eerste plaats omdat er voor het overgrote deel van de gemeentenaren arbeid en brood was. En zou het mis schien niet zo zijn, dat wij de spanningen en onrust en de proble men van onze tijd juist het grootste zien, omdat wij ermede te wor stelen hebben en zouden wij ons niet vergissen, waneer wij naar de tijd Van onze vaders en grootvaders keken als naar een gezapige, rustige tijd? Ongetwijfeld haclden ook zij hun moeilijkheden maar alleen waren wij er niet om de zwaarte van de oplossing te dragen en wij zien deze door het oog van de geschiedenis verkleind en we ontdekken nu de lijn, die we niet zouden hebben ontdekt, wanneer wij zelf toen de geschiedenis zouden hebben moeten schrijven. Ook het jaar 1950 liet de samenstelling van Uw Raad weer niet ongemoeid. Drie zetels werden weer door anderen ingenomen, waar van ik wel mag vermelden de zetel achter de collegetafel, welke door wethouder Struycken werd ingenomen, die tot het hoge minis terambt werd geroepen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1951 | | pagina 5