10 16 JANUARI 1952 Met het verscheiden van Bisschop Hopmans in 1951 ging een ereburger dezer stad en een groot kerkelijk bestuurder heen. De mens denkt dikwijls te leiden,, terwijl hij in werkelijkheid geleid wordt. Men zou geneigd zijn dit gezegde op het gemeente beleid toepasselijk te verklaren, want inderdaad het is reeds meer gezegd, wordt het bestuur cfer g-emeente zeer bepaald door finan ciële overwegingen. De financiering van kapitaalsuitgaven, en hierdoor ontstond de stagnatie in de woningbouw, vraagt de uiter ste zorg. Doch al vermogen wij dan niet alles tot stand te brengen, wat wij gaarne zouden willen, de financiële toestand van de ge meente geeft daartegenover redenen tot tevredenheid. De gewone dienst kon nog steeds sluitend worden opgezet zonder raming van een bijzondere bijdrage uit het gemeentefonds en bedriegen de voor uitzichten niet, dan zal ook de dienst 1951 een batig saldo opleve ren, mede dank zij de hogere uitkeringen wegens derving van ondernemingsbelasting en de na-uitkeringen uit het gemeentefonds wegens hogere opbrengsten uit voorafgaande jaren. Het oorspron kelijke naar de kapitaaldienst overgebrachte nadelige saldo over vorige dienstjaren van ruim ƒ461.000.is geheel ingelopen. De begroting 1952 liet ruimte om de tarieven voor gas en elec- triciteit te handhaven ondanks de verhoogde kolenprijzen sinds Augustus j.l. In zijn jongste vergadering keurden Gedeputeerde Staten de ver schillende transacties goed, welke inzake militaire terreinen met het Rijk zijn gesloten. Verwezenlijking daarvan ligt dus in de naas te toekomst. Een bijzonder jaar staat ons te wachten, een jaar, waarin Breda het feit herdenkt van zijn 700-jarig bestaan als stad. Wie een zo lange geschiedenis achter zich heeft, gaat zich daarop bezinnen. Het Huis Nassau-Oranje, dat sinds eeuwen reeds het centraal en bindend element van de Nederlandse samenleving is geweest, heeft voor Breda bijzondere betekenis omdat de oudste Nederlandse residentie van dit geslacht in Breda was gevestigd en de groei er van zo nauw met die onzer stad is verweven. Is het dan ook te verwonderen, dat de leuze van deze herdenking wordt ,Breda-Oranjestad" Moge Breda deze naam uitdragen in binnen- en buitenland, niet alleen in 1952 doch nog lang daarna als een uiterlijk teken van onze innerlijke verbondheid aan Nederland en het Huis van Oranje. Moge God Uw gemeenschappelijke arbeid zegenen en in het komende jaar onze gemeente bijstaan. De heer BRINKERHOF antwoordt als volgt: Mijnheer de Voorzitter, Namens de Raad heet ik U van harte welkom en het doet ons grote vreugde U weer in ons midden te zien en danken God die U in staat heeft willen stellen deze eerste vergadering in 1952 te mogen openen en daarbij de nieuwjaarsrede te mogen uitspreken. Ik meen ook de gevoelens van de burgerij in onze stad te ver tolken die in zo belangrijke mate met U en Uw gezin hebben mede geleefd. Uit Uw rede hebben wij kunnen opmerken dat Uw werkzaam heid, Uw ijver om van onze sta,d een goed woonoord te maken, in de tijd van Uw afwezig zijn, niet is verflauwd, in tegendeel, wij constateren dat Uw wilskracht is als voorheen. Wij hopen echter dat U aan onze goede raad gevolg zult willen geven door al dat gene wat in Uw nadeel zou kunnen zijn, na te laten en dan bedoel ik hiermede Uw energie voor het zo zware gemeentewerk zoveel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 10