12 MAART 1952
159
De heer BRAAKHUIS meent, dat de voorstellen niet veel toe
lichting meer behoeven. Door de voorlichting, die in del vergadering
van 10 Maart door de heren Irs. Gooden en Kuiper is gegeven, zijn
deze plannen wel duidelijk! geworden, zodat het misplaatst zou zijn
hierop nog enige critiek uit te oefenen. Bij deze toelichting is ge
bleken, dat het uitbreidingsplan „Heuvel" is volgebouwd, terwijl men
bezig is het uitbreidingsplan „Boeimeer" tot uitvoering te brengen.
Stadsuitbreiding in de omgeving van de Meidoornstraat is om
agrarische redenen niet gewenst, terwijl uitbreiding aan de Noord
zijde der stad om verbindingsredenen minder juist te noemen is, zo
dat niets anders overblijft dan het Brabantpark. Er zijn ten opzich
te van dit uitbreidingsplan wel bezwaren, aangezien vroeger de ge
dachte bestond van dit park iets anders te maken dan thans wordt
voorgesteld. Zoals ieder uitbreidingsplan brengt ook dit plan ge
wichtige bezwaren n.l. die van de eigenaren der gronden, diel daarop
hun teeltbedrijf hebben gevestigd. Door deze zaak ter sprake te
brengen, loopt spreker vooruit op de onteigening der gronden, die
pas t.z.t. zal plaatsvinden. Onteigening zal zeker nog wel enige jaren
op zich laten wachten. Belanghebbenden hebben echter hun bezwa
ren kenbaar willen maken, zodat het niet onoirbaar is deze bezwa
ren in de huidige besprekingen te betrekken. De K.V.P.-fractie heeft
het initiatief genomen zich via een daartoe in het leven geroepen
Commissie met adressanten in verbinding te stellen.
Ook uit psychologisch oogpunt was dat wenselijk. Het een en
ander houdt' echter niet in, dat de K.V.P.-fractie critiek heeft willen
uitoefenen op de handelingen van het College of op die van de' be
trokken Wethouder; ook niet op enkele punten, die spreker thans de
Raad ter kennis zal brengen, daar het de Raad bekend is, dat Bur
gemeester en Wethouders alle mogelijke moeite doen gedupeerden
te helpen. Het is slechts de bedoeling de zaak objectief te beschou
wen. Het is de genoemde Commissie tijdens het onderhoud met
adressanten opgevallen, dat, indien de grond (in casu het landbouw-
of tuindersbedriif) van vader op zoon is overgegaan ook nog andere
belangen dan alleen financiële hiermede zijn gemoeid. Daarom moet
getracht worden enkele belanghebbenden op een andere wijze dan
door middel van een geldelijke vergoeding tegemoet tekomen.
Eén adressant bezit ter plaatse 80 Aren tuingrond, terwijl deze
ook grond bezit in de Boeimeerpolder. Kan hem een ander stuk.
grond, dat in de onmiddellijke nabijheid is gelegen, daarvoor in de
plaats worden gegeven, dan is deze tevreden gesteld.
De mogelijkheid bestaat, dat dit de betrokken Wethouder veel
moeite zal kosten, doch deze heeft alle tijd de zaak rustig te
bezien. Op deze wijze is bedoelde adressant genegen via een min
nelijke schikking een ander stuk grond te accepteren.
Een andere adressant verkeert in dezelfde omstandigheden.
Deze bezit ter plaatse 1,37 H.A. grond, terwijl hij ook grond be
zit in de Vughtpolder. Indien de gemeente deze belanghebbende
in de Vughtpolder aan andere grond kan helpen, zal ook deze
adressant tevreden zijn.
Een derde geval is moeilijker. Het betreft hier een veehouder,
die ter plaatse zeer veel grond heeft liggen, terwijl ook diens
boerderij onteigend zal moeten worden. Deze man bezit echter
40 stuks melkvee. Voor dit geval is geen oplossing te vinden.
Adressant heeft echter te kennen gegeven een andere boerderij te
willen kopen of pachten in de Noordoostpolder. Plaatsen Burge
meester en Wethouders zich achter deze poging dan zal het
Voor belanghebbende niet zo moeilijk zijn te slagen.
Dit zijn drie van de zeven adressanten, die door bedoelde Com-