12 MAART 1952
161
is slechts bedoeld als een gesprek met adressanten ter inlichting van
de fractie. Deze zaak moet niet zwaarder worden genomen. Er is
ook een goede psychologische kant aan verbonden. Het is wel zeer
nuttig zo goed mogelijk georiënteerd te zijn. Het was echter niet de
bedoeling in de taak van een bijzondere raadscommissie te treden.
De heer BRINKERHOF had hetzelfde idee als de heer Jongbloed.
Is dit soms een voorbereiding voor de 5e Wethouder Spreker dankt
de heer Veldkamp voor diens nadere verklaring. Hij is van mening
dat een persoonlijk onderzoek nuttig is, maar dan moet men deze
zaak niet ter sprake brengen op een wijze alsof een officiële com
missie te werk is gegaan.
Spreker gelooft, dat de heer Braakhuis een open deur heeft in
getrapt. Reeds herhaaldelijk is voor de belangen van gedupeerden
gepleit. Hierop is steeds gereageerd door die mensen zoveel mogelijk
te helpen. In verreweg de meeste gevallen zijn ze er niet slechter op
geworden. Ook niet in financiëel opzicht.
De heer MINDERHOUD merkt op, dat op bladz. 2 van het ont-
werp-raadsbesluit van het 5e agendapunt onder a de datum „19
April 1952" gewijzigd dient te worden in „19 April 1950".
Vervolgens vraagt spreker of, indien van de zijde van Burgemees
ter en Wethouders voor de tuinders, wier grond wordt ontnomen,
iets wordt gedaan, reeds thans hiermede een begin wordt gemaakt.
Spreker denkt hierbij aan het Heuvelkwartier en. Boeimeer en wil
naar aanleiding daarvan de aandacht vestigen op de navolgende
gevallen:
P. Coertjens zou geholpen kunnen worden door hem in de gelegen
heid te stellen de boerderij van zijn vader te betrekken, terwijl
Nuyten, die misschien kans heeft gehad op een bedrijf in de Hove-
niersdreef, wacht op de mogelijkheid een klein bedrijfje te kunnen
kopen. Naar aanleiding van deze gevallen verzoekt spreker het
College nu maatregelen te treffen, opdat bedoelde tuinders, wan
neer ze over 10 jaar hun grond moeten afstaan, reeds zijn geholpen.
De heer TOXOPEUS sluit zich graag aan bij de mening, dat de
gedupeerden geholpen moeten worden. Betreffende de ter tafel lig
gende bouwvoorstellen merkt hij op, dat zij, die het dichtst bij be
doeld gebied wonen, de meeste belangstelling er voor hebben.
Spreker is bevreesd, dat tengevolge van deze plannen het Brabant
park als park zal worden vernietigd. Dit park is thans een prettig
recreatie-oord voor kinderen en een aangename wandelplaats voor
ouderen.
Het spijt spreker, dat hij niet bij de uiteenzetting van de heren Irs.
Gooden en Kuiper aanwezig kon zijn. Hij heeft een brief ontvangen,
waarin wordt gevraagd of het niet mogelijk is de grote verkeersweg
iets zuidelijker te projecteren. Hij verzoekt hierover ingelicht te
worden.
Tenslotte merkt spreker nog op het jammer te vinden, dat ten
Zuiden van d'e nieuw geprojecteerde verkeersweg flatwoningen zul
len worden gebouwd.
Wethouder VAN HAPEREN zal zich bij de beantwoording in
hoofdzaak beperken tot datgene, waarvoor hij is gesteld. Na de be
vrijding ontving hij van Burgemeester en Wethouders opdracht te
trachten door middel van minnelijk overleg grond aan te kopen ten
behoeve van de woningbouw. De gemeenten konden toen krachtens
Staatsblad F. 67 in kort geding grond onteigenen. Men kreeg er