12 MAART 1952 183 K.V.P.-fractie en niet van het College. Spreker wil dit Verzoek zien als een bezorgdheid voor de Wethouders. Bij bedoelde fractieleden is de overtuiging gegroeid, dat in verband met de afwezigheid van de Burgemeester de werkzaamheden zo'n omvang zouden aannemen, dat de last voor de schouders der Wethouders te zwaar zou worden, zodat zij het gewenst achten een vijfde functionnaris aan te stellen. Ook in het College heeft deze zaak een punt van bespreking uitge maakt. Uit een verschuiving van enige werkzaamheden mag niet worden geconcludeerd, dat een Wethouder overbelast zou zijn. Het College is er van uitgegaan, dat daardoor de werkzaamheden van iedere Wethouder meer in evenwicht werden gebracht. Indien de heer Veldkamp zegt, dat in de Raadsvergadering van Enschede hetzelfde voorstel aan de orde is geweest, wil spreker daartegenover de vraag stellen, of in die gemeente wellicht het ver zoek van het College is uitgegaan. De Raad kan terzake een voor- 'stel van Burgemeester en Wethouders Verwachten, indien zij niet in staat zijn alle werkzaamheden te verrichten. De heer Veldkamp heeft opgemerkt, dat de slapte in het bouwbedrijf afneemt. Spreker brengt hiertegen in, dat meerdere werkzaamheden zeer betrekkelijk zjn, omdat ze door de bureaux worden opgevangen, zodat dit ten gevolge heeft, dat voor het College het aantal stukken slechts met enkele wordt vermeerderd. Betreffende de werkzaamheden voor de a.s. feestviering, ant woordt spreker, dat deze worden verricht door de Stichting „Breda Oranjestad 1952". Representatie neemt inderdaad enige tijd in be slag, maar men moet zulks toch niet te ernstig opnemen. Spreker kan dan ook niet anders doen, dan het schrijven van Burgemeester en Wethouders handhaven. De heer VELDKAMP wil naar aanleiding Van de opmerking van de heer Dirven zeggen, dat het geenszins de bedoeling is het College onaangenaam te willen zijn. De werkzaamheden verbonden aan de opleving van de bouwnijverheid en het riolerings- en stratenplan zouden volgens de Voorzitter door de betrokken ambtenaren worden verricht. Spreker vraagt zich af of men hier niet aan een kernpunt raakt, daar dergelijke werkzaamheden in hoofdzaak voor het College zijn bestemd. Hij gelooft dan ook niet, dat verondersteld mag worden, dat die werkzaamheden niet evenredig zouden zijn aan het werk van een Wethouder, aangezien anders de toestand onge zond is. Representatie tijdens de feestelijkheden acht spreker reeds een Voldoende motief. De Voorzitter heeft niet gesproken over de werkzaamheden verbonden aan de algehele leiding en de burgerlijke verdediging. Aangezien spreker niet overtuigd is, doet hij het voor stel tot benoeming van een vijfde Wethouder over te gaan. De VOORZITTER antwoordt, dat slechts de practijk kan leren, of het College in staat is alle werkzaamheden te blijven verrichten. Het College heeft zich volledig in deze zaak verdiept en is van mening het standpunt te moeten innemen als in het onderhavige schrijven is vervat. De heer VAN DE NOORT voelt veel voor het voorstel van de heer Dirven de benoeming te verschuiven totdat bericht van de Burge meester is ontvangen. De heer JONGBLOED zegt, dat zijn fractie op haar standpunt blijft staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 183