20
16 JANUARI 1952
Dienovereenkomstig wordt besloten.
59. Rapport der raadscommissie inzake de subsidies.
De heer VELDKAMP meent, dat de Raad de commissie erkente
lijk moet zijn voor het verrichte werk, waardoor een beter inzicht
is verkregen in de verleende subsidies terwijl suggesties worden
gedaan omtrent de methodiek bij het 'subsidie-beleid.
Wanneer hij nu enige opmerkingen omtrent deze kwestie maakt,
wil spreker aansluiten aan hetgeen Burgemeester en Wethouders
in hun prae-advies hebben gezegd over het beschikbaarstellen van
gelden aan de culturele Werkgemeenschap, de Sport- en de Jeugd
raad, waarmede deze weer andere verenigingen subsidiëren. De
subsidiecommissie is geen voorstander van dit systeem. Met het
beginsel, dat de Raad over de gemeentegelden moet beschikken, is
spreker het uiteraard eens, doch dit beginsel komt niet in het
gedrang, waanner de Raad voor bepaalde doeleinden aan een repre
sentatief orgaan een bedrag ter verdere verdeling beschikbaar stelt.
Wanneer van deze praktijk wordt afgeweken, zal de Raad zich
moeten gaan bezig houden met een aantal kleinere subsidies, op
een gebied waarvoor hij minder deskundig is. Zo is de Raad minder
dan de Culturele Werkgemeenschap, voorgelicht door haar sectie
muziek, in staat om de subsidies vast te stellen voor de verschillen
de harmonie-gezelschappen. Toch is spreker het met de subsidie
commissie eens, dat de situatie niet zo bevredigend is, dat alles bij
het oude kan blijven. Er ontbreken naar spreker meent richt
lijnen, waarmede de culturele werkgemeenschap en de twee andere
genoemde instanties rekening hebben te houden, welke richtlijnen
van de Raad dienen uit te gaan. Spreker zou Burgemeester en
Wethouders willen uitnodigen terzake voorstellen aan de Raad te
doen. Wat de reserveringen door genoemde instanties betreft, zou
spreker daarop thans niet willen ingaan, daar ook deze kwestie bij
die richtlijnen nader geregeld dient te worden.
Voorts heeft de Raad van de commissie een uitgebreid overzicht
ontvangen van de verschillende subsidies, welke in zeker opzicht in
drie groepen zijn verdeeld. Een eerste groep wil de commissie ge
handhaafd zien. Spreker kan deze aanbeveling overnemen, echter
niet in die zin, dat de Raad voor de toekomst in alle opzichten
wordt vastgelegd, maar als waardevol uitgangspunt voor later
eventueel te nemen beslissingen.
De commissie heeft ook enkele subsidies aangewezen, welke naar
haar oordeel kunnen vervallen, omdat het doel, waarvoor zij ge
geven werden, niet meer wordt gerealiseerd, zoals ten aanzien van
het Concours Hippique. Met deze conclusie kan spreker zich geheel
verenigen.
Tenslotte zijn er nog enkele subsidies, waaromtrent de commissie
opmerkt, dat de betrokken instellingen zich zelf zouden moeten
kunnen bedruipen, en welke subsidies daarom van aflopende aard
zouden moeten zijn. Spreker meent dat ook hier een goede basis is
aangegeven, maar dat de Raad nader zal moeten beoordelen, op
welke wijze dat zal moeten geschieden of in hoeverre het subsidie
bedrag verlaagd zou kunnen worden.
De subsidiepolitiek bestrijkt een groot terrein van de gemeente
lijke activiteit. Gezien deze omvang lijkt het spreker gewenst, dat
er zoals ook voor andere onderwerpen vaste commssies zijn
een subsidiecommissie wordt ingesteld, die het voorbereidende werk
kan doen, en die de subside-aanvragen ook beter zal kunnen beoor-