220 16 APRIL 1952 dit gebouw aan de Jan Ligthartstichting niet noodzakelijk is. Spreker begrijpt het standpunt van Burgemeester en Wethouders in deze niet. Hij herinnert in dit verband aan de kwestie van de Nutsschool welke enige maanden geleden in de Raad werd behan deld, waarbij spreker nog gaarne zijn waardering uitspreekt over het standpunt, dat de K.V.P.-fractie toen heeft ingenomen. Ook een minderheidsgroep van de bevolking heeft recht op bijzonder on derwijs in een daarvoor geëigend schoolgebouw en spreker zou gaarne in deze aangelegenheid de medewerking van de K.V.P.-fractie willen inroepen. Hij zal het op prijs stellen wanneer het bestuur van de Jan Ligthartschool vrijheid wordt gegeven zijn plannen voor de bouw van een nieuwe school verder uit te werken. Onlangs heeft spreker nog een artikel in de Volkskrant gelezen van de hand van Prof. Romme, waarin deze betoogde, dat ook de K.V.P.-fractie strijdt voor het openbaar onderwijs. Het is de wet, die in deze een verplichting oplegt aan de gemeente. Spreker acht het in dit verband onjuist om reeds nu te beslissen omtrent de op heffing van de openbare school aan de Middellaan. Een dergelijk raadsbesluit moet worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Spreker acht het niet in overeenstemming met het wettelijk voor schrift, dat er voldoend openbaar onderwijs in een genoegzaam aan tal scholen moet zijn, wanneer men er op uit is om het aantal open bare scholen zoveel mogelijk in te krimpen. Het is helemaal niet de bedoeling van spreker om deze zaak op de spits te drijven en hij zou gaarne de schoolstrijd, die in vroeger jaren bestaan heeft, laten rusten. Waar echter regelmatig door de gehele Raad medewerking wordt verleend voor het oprichten van bijzondere lagere scholen hoopt spreker, dat men ook daartoe thans zal kunnen besluiten. De kwestie mag hier niet gaan over de kosten van de bouw van één nieuwe bijzondere school. De VOORZITTER is het niet eens met het betoog van de heer Jongbloed. Er bestaat wel degelijk een verband tussen de stichting van de Jan Ligthartschool en de opheffing van de openbare school aan de Middellaan. Het gemeentebestuur is uitgegaan van de lijst van de ouderverklaringen en zij meent deze toch als juist te mogen aannemen. Hieruit nu blijkt, dat een niet onbelangrijk aantal kin deren van de openbare school aan de Middellaan naar de Jan Ligthartschool zal overgaan. Deze openbare school zal dan nog 99 leerlingen tellen, terwijl nog verder de mogelijkheid aanwezig is, dat een paar andere leerlingen het buitengewoon lager onderwijs gaan volgen. Daardoor zal de openbare school te weinig leerlingen tellen om nog in stand te worden gehouden. Uit het feit, dat een aantal leerlingen van deze openbare school overgaat naar de Jan Ligt hartschool volgt juist, dat dit schoolgebouw gunstig is gelegen voor de oprichting van deze bijzondere school. Spreker is het ook niet eens met de opmerking van de heer Jong bloed, dat eventueel aan deze schoollokalen gemakkelijk een andere bestemming zou zijn te geven, omdat uit dit oogpunt dit gebouw niet geschikt is gelegen. Het is alleszins de bedoeling van het college om met de redelijke verlangens van de minderheid rekening te houden, maar anderzijds mogen ook de financiële belangen en mogelijkheden van de gemeente niet uit het oog worden verloren. Burgemeester en Wethouders zijn echter bereid deze aangelegenheid nog enige maanden aan te hou den, totdat zekerheid is gekregen omtrent het aantal leerlingen van de openbare school. De heer JONGBLOED zegt dat 't antwoord van de Voorzitter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 220