240 29 APRIL 1952 mogelijk, dat dan de reductieregeling komt te vervallen. Al bij al is het een onplezierige affaire. De heer BRINKERHOF wil Burgemeester en Wethouders zijn suggestie in overweging geven. Wethouder VAN HOUTEN zegt, zich niet te kunnen herinneren terzake bepaalde toezeggingen gedaan te hebben. Misschien is deze zaak besproken bij het instellen van een commissie voor de gezins- lasten. De heer VELDKAMP bevestigt dit. Deze materie zou tegelijker tijd worden bezien. Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkom stig dit voorstel. 39. De Commissie van Advies ex. art. 8 der Woonruimtewet 1947. De heer VELDKAMP zegt, dat de kwestie van de Commissie ex. art. 8 der Woonruimtewet 1947 reeds meermalen in de Raad is be sproken, waarbij toen uitvoerige beschouwingen naar voren zijn ge bracht. Deze beschouwingen zijn de Raad bekend. Sprekende na mens zijn fractie zegt hij uit het schrijven van Burgemeester en Wethouders geconcludeerd' te hebben, dat de gang van zaken niet zo is, als door het College wordt gewenst. Deze kwestie is echter door de Raad moeilijk te beoordelen. Het is moeilijk na te gaan wie gelijk heeft. Destijds is de zaak door de z.g. Commissie Drion onderzocht. Het is gewenst op het ogenblik niet in de moeilijk heden te treden, doch ze te verwijzen naar de Commissie Drion en deze te vragen terzake te doen wat mogelijk is, n.l. de partijen te horen en het resultaat de Raad mede te delen. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun schrijven: „Uw Raad moge beslissen of hij de bestaande Commissie wenst te handhaven". Deze beslissing is echter thans zeer moeilijk te nemen, zodat het gewenst is door de Commissie Drion eerst een onderzoek te doen instellen. Zonder te treden in de vraag of er moeilijkheden bestaan, heeft spreker geconstateerd, dat het reglement daartoe gemakkelijk aanleiding geeft. De toelating van de vertegenwoordiger van het College in de vergaderingen van de Woonruimtecommissie is afhankelijk van de vraag, of er nieuwe gezichtspunten zijn. Dit is een rekbaar be grip en geeft gemakkelijk aanleiding tot misverstand. Blijft deze gang van zaken voortduren, dan zullen de moeilijk heden ook blijven ontstaan. Zijn fractie heeft zich daarom afge vraagd of het wel juist is de vastgestelde procedure te blijven Vol gen. Het Woningnoodbureau moet duidelijk weten door welke mo tieven de Woonruimtecommissie zich laat leiden. Wanneer de za ken reglementair in de vergaderingen van de Woonruimtecommis- sie worden behandeld, dan ontstaat er langzamerhand een zekere jurisprudentie, waarop men kan afgaan. Op deze wijze kan met het standpunt der Woonruimtecommissie bij voorbaat rekening worden gehouden. Neemt deze Commissie een andere beslissing, dan is het gewenst, dat het Woningnoodbureau de motieven kent, opdat men weet, wat men pleegt te doen. Gerechtigheid vordert bij de handeling van zaken een relatieve gelijkheid. Alle gevallen dienen op gelijke wijze te worden behandeld; vooral deze woning noodzaken. Geschiedt dat niet, dan zal bij de bevolking onrust ont-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 240