262 29 APRIL 1952 woord en kan uit de melding worden opgemaakt, dat het geen zeer lichte verwondingen betreft, dan wordt onmiddellijk, nog vóór het uitrukken, de dokter en de ziekenauto gewaarschuwd. Deze regeling voldoet in de practijk) zeer goed en de ziekenauto is steeds zeer snel ter plaatse van het ongeval. Hierover zijn absoluut geen klachten. Integendeel, wij hebben da indruk, dat de firma Van Oers, die het ziekenvervoer verzorgt en die over een eigen telefonische aansluiting (8674) beschikt, alles doet om zo snel mogelijk hulp te verlenen, waarin zij ook zeer goed slaagt. Vraag: De heer MINDERHOUD vraagt of het niet beter is de twee verkeersborden aan de ingang van het stadserf „verboden voor rijwielen" weg te nemen. Niemand stoort zich hieraan. Spreker vraagt verder of het mogelijk is een einde te maken aan het op het trottoir rijden met een rijwiel. Het komt voor, dat meer dan 50 meter op het trottoir wordt gereden. Hij zegt, dat hierdoor onlangs twee ongelukken zijn gebeurd, een in de Oranjeboomstraat en een op de Delpratsingel. Antwoord: Het is niet gebleken, dat door het publiek in het alge meen in belangrijke mate over het stadserf wordt gereden. Wel ge beurt dat in de poort, welke op de Grote Markt uitkomt door amb tenaren van het gemeentehuis en in de poort welke uitkomt in de St. Annastraat door het politiepersoneel. Dit is steeds oogluikend toegelaten en het komt ons voor, dat dit euvel ook niet zo ernstig is. Wanneer echter de betreffende borden worden weggenomen, het Stadserf dus een weg voor doorgaand rijwielverkeer zou worden en het publiek zou in belangrijke mate per rijwiel van het Stadserf gebruik gaan maken, zou dat wel bezwaren met zich meebrengen. Er zou dan echter niet meer tegen kunnen worden opgetreden. Der halve wensen wij de bestaande toestand te handhaven. Tegen personen, die met een rijwiel over het trottoir rijden is streng optreden gelast. Vraag: De heer JONGBLOED vraagt of de gemeente Breda niet alle soorten van onderwijs heeft? Is het wezenlijk nodig dat Bredase kinderen scholen in andere gemeenten bezoeken. Hij vraagt een opgave van het aantal kinderen, dat scholen buiten de gemeente bezoekt. Antwoord: Inderdaad heeft Breda thans (behalve universitair-) vrijwel alle soorten van onderwijs. De ouders kan evenwel niet de verplichting worden opgelegd het onderwijs dat zij voor hun kinderen wensen en dat te Breda is te verkrijgen, ook te Breda te laten volgen. Voor wat de lagere (g.l.o., v.g.l.o., u.l.o. en b.l.o.) scholen betreft bestaat een verplichting van de woongemeente tot het betalen van een bijdrage aan de schoolgemeente (buitengemeente) in de kosten van het onderwijs ingevolge de Lager Onderwijswet, (ongeacht of hetzelfde onderwijs in de woongemeente kan worden genoten). Vol gens de laatst bekende gegevens bezochten in een andere gemeente 221 Bredase leerlingen een g.l.o. 74 leerlingen een u.l.o.- en 40 leer lingen een b.l.o. school. Ten aanzien van de openbare m.o.- en v.h.m.o. scholen en de open bare en bijzondere nijverheidsscholen, bestaat deze verplichting eveneens ingevolge resp. de m.o., h.o. of n.o. wet, doch alleen dan, indien in de woongemeente geen gelijksoortig onderwijs wordt ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 262