14 MEI 1952 269 De heer VAN GILS zegt, dat de commissie van onderzoek in haar rapport niet volledig is geweest, hetgeen te wijten is aan het korte tijdsbestek, dat gegeven was om deze rekeningen na te zien. Enkele bemerkingen heeft de commissie niettemin gemaakt. Spreker zou gaarne uitsluitsel van Burgemeester en Wethouders omtrent deze punten hebben. De VOORZITTER meent, dat het rapport meer dan volledig is geweest, nu er vraagpunten aan de orde zijn gesteld, welke bij de behandeling van de begroting op hun plaats zijn. Het onderhavige onderzoek diende beperkt te blijven tot de vraag of men met de rekeningen wel dan niet accoord kon gaan. Niettemin is het college bereid zijn antwoord op de in het rapport gestelde vragen te geven, zoals dit gedaan wordt bij de rondvraag op het einde van elke ver gadering. De heer VAN GILS vraagt of de Voorzitter de in het rapport ge stelde vragen dan geheel los wil maken van het onderzoek van de rekeningen. De VOORZITTER bevestigt dit. De heer VERMEULEN kan deze opvatting niet delen. Naar zijn mening heeft de commissie haar taak zodanig opgevat, dat zij ook bevoegd is opmerkingen te maken. Spreker zou in dit verband willen wijzen op de gevolgen van de sterk gestegen omzetten bij de Crediet- bank. De VOORZITTER zegt geen gelegenheid te kunnen geven thans over de betreffende punten te debatteren. Het kan niet in de bedoe ling liggen om het gehele jaar door begrotingsvergaderingen te houden. Het spijt spreker, dat de heer Vermeulen het niet met hem eens is, doch het college van Burgemeester en Wethouders kan het niet anders zien dan dat de gestelde vragen geen verband houden met het rekeningsonderzoek. Dit onderzoek moet beperkt blijven tot de vraag of de rekeningen juist zijn. De heer JONGBLOED is het hiermede niet eens. In het onderzoek van de rekening behoort niet alleen nagegaan tel worden of de cijfers juist zijn, maar ook moet een eventueel oordeel over het gevoerde beleid gegeven worden en over de wijze van beheer. De verantwoor delijkheid van Burgemeester en Wethouders gaat verder dan een zuiver comptabele. Afgezien hiervan gelooft hij wel, dat deze reke ningen kunnen worden goedgekeurd. De VOORZITTER is het hiermede niet eens, omdat de gestelde vragen bij een begrotingsbehandeling alleen op hun plaats zijn. Deze .vragen zullen echter op een andere plaats beantwoord worden. Zonder verdere beraadslaging besluit de Raad de gemeen te- en bedrijfsrekeningen voorlopig vast te stellen. De heer BRINKERHOF merkt op, dat bij de ingekomen stukken nog ter visie is gelegd een schrijven van mevrouw Prinsen. Hij zou het op prijs stellen indien hiervan een fotocopie zou kunnen worden toegezonden. De VOORZITTER zegt toe, dat alle raadsleden van dit schrijven een fotocopie zullen ontvangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 269