272
14 MEI 1952
met het hoofd van de juridische afdeling van het Departement van
Wederopbouw. Hierbij is naar voren gekomen, dat liet de gemeente
vrij staat om met de aannemers tot overeenstemming te komen,
maar dat de gemeente zelf aansprakelijk blijft voor de gevolgen
van de dan te treffen regeling. Zijnerzijds is gesteld, dat de eventueel
door de gemeente te betalen bedragen gerekend zouden moeten wor
den tot de stichtingskosten, waarin rijksbijdragen worden ontvangen.
Dit kan worden bereikt, wanneer het Rijk in het overleg met de
aannemers wordt betrokken en een overeenkomst wordt aangegaan
welke ook het Rijk redelijk acht.
Ook ten Departemente kon men geen duidelijke uitspraak geven
over hetgeen in deze de bedoeling van paragraaf 19 der algemene
besteksbepalingen is. Een en ander zal mogelijkerwijze er toe leiden,
dat deze paragraaf wordt herzien.
Spreker meent, dat destijds deze aangelegenheid door de gemeen
te nauv/lettend is bekeken, waarbij ook de juridische afdeling van
de secretarie betrokken is geweest.
De gemeente streeft naar een minnelijke oplossing, maar gezien
de financiële consequenties is het nodig, dat in het overleg het Rijk
wordt betrokken, dat ook bereid is mede te werken aan een op
lossing.
De heer BRINKERHOF hoopt, dat het overleg met deze drie
aannemers succes zal hebben. Deze toch zijn als bona-fide aannemers
te beschouwen. Dit kan niet gezegd worden van ongeveer 20.000
anderen, die vervolgd moeten worden voor onjuiste opzetten bij aan
neming van werken, welke in de millioenen lopen. Spreker hoopt dan
ook, dat de gemeente Breda eventueel bij de Arbitrage-commissie
en goed figuur mag slaan.
De heer KRAMERS betreurt de uitlating van de heer Brinkerhof,
die deze 20.000 aannemers als niet bona-fide bestempelt in een
openbare raadsvergadering.
De heer BRINKERHOF antwoordt, dat deze 20.000 aannemers
die vervolgd moeten worden wegens onjuiste opzetten, naar zijn
mening niet bona-fide genoemd kunnen worden.
Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.
12. Schrijven inzake het bestratingsplan 1952.
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
13. Bestratingswerken nabij de Graaf Engelbertlaan.
De heer WEZENBEEK is het opgevallen, dat bij de begro
ting voor deze werken niet is voorzien in de kosten van de straat
verlichting. Spreker twijfelt of in deze genoegzame samenwerking
bestaat tussen de diensten van Openbare Werken en de Lichtbedrij-
ven. Wanneer de verlichting later moet worden aangelegd, moet de
straat opnieuw worden opgebroken, hetgeen geen efficiënte wijze
van handelen is. Zulks komt meer voor; zo is in de Cimburgalaan en
in de Fatimastraat, welke reeds geruime tijd geleden gereed zijn
gekomen, nog steeds geen verlichting. Bij de behandeling van de
begroting is gevraagd naar een nauwere samenwerking tussen de