276 14 MEI 1952 nen met het vormen van een fonds voor een tentoonstellingsgebouw. Nu de achterstallige tekorten zijn aangezuiverd, is er wellicht een grotere vrijheid van beweging ten aanzien van een dergelijke reser vering. Hij hoopt, dat de financiële toestand van de gemeente blijft zoals deze thans is, ofschoon hij daar nog niet helemaal gerust op is. De gemeente heeft behoefte aan een tentoonstellingsgebouw, maar daarnaast ook aan een zaal die kleiner is dan Concordia, maar toch groter dan de kleinere zalen, waar niet meer dan een paar honderd mensen in kunnen. Het gebrek aan een dergelijke tussenzaal is al dikwijls gebleken. Spreker hoopt, dat hiermede later bij het bouwen van een tentoonstellingsgebouw rekening kan worden gehouden. Er is terzake een mooi plan geweest van de heer Hornix; de toen ge dachte opzet zal thans wel te kostbaar zijn. maar ook met een een voudiger plan kan men komen tot een gebouw, dat aan redelijke eisen voldoet. Spreker juicht het gedane voorstel van Burgemeester en Wethouders toe en verbindt daaraan de wens, dat zij het mogelijke zullen doen om spoedig de uitvoering van dit project te verwezen lijken. De VOORZITTER kent de behoefte aan een tussenzaal. Bij bijzon dere gebeurtenissen heeft de K.M.A. een dergelijke zaal beschikbaar gesteld, doch hierop kan niet altijd een beroep worden gedaan. Ook hij acht de uitvoering van dit project wenselijk. De heer BRINKERHOP geeft in overweging om wanneer met de uitvoering van dit plan een aanvang wordt gemaakt, de Bredase architecten in de gelegenheid te stellen ontwerpen in te zenden, ook al zou dit enige extra kosten met zich brengen. De VOORZITTER meent, dat hier veel voor te zeggen is. Hij zal dit dan ook gaarne bezien. Zonder verdere beraadslaging wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 27. Vaststelling van enige begrotingswijzigingen. 28. Begrotingswijziging 1951 Burgerlijke Instelling voor Maat schappelijke Zorg. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 29. Het doen slopen der installaties der oude Gasfabriek en ver koop van het afkomende materiaal. De heer JONGBLOED heeft tegen dit voorstel geen bezwaar. Voor spreker staat vast, dat de beslissing in deze tot de competentie van de Raad behoort. Hij geeft toe, dat bij kleinere verkopen van oude materialen Burgemeester en Wethouders zelfstandig moeten kunnen beslissen, maar in een zaak, die de omvang heeft van deze en waar het gaat zowel om sloopwerk als om verkoop van de vrijkomende materialen, is het juist, de Raad hier niet buiten te houden. Spreker heeft zich zelfs afgevraagd of in verband met de bepalingen van de gemeentewet Gedeputeerde Staten niet hun goedkeuring aan dit raadsbesluit moeten geven. Spreker kan zich met het voorstel ver enigen in die zin, dat het niet wordt opgevat als een mededeling aan de Raad doch als een beslissing van dat college.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 276