310 11 JUNI 1952 kenjare heeft de begroting van de crediet- en voorschotbank een verlies opgeleverd, dat in het begin belangrijk hoger lag. Een der gelijk verlies behoeft echter niet meer verwacht te worden. De VOORZITTER stelt de Raad voor de begrotingswijzigingen conform vast te stellen met dien verstande dat in de volgende ver gadering omtrent de verliespost van de begroting over het dienst jaar 1951 van het openbaar slachthuis een nadere uiteenzetting ge geven zal worden. De heer JONGBLOED: „En met de toezegging, dat de regularisa- tie beperkt moet blijven". De VOORZITTER is het in beginsel met de heer Jongbloed eens. Ook deze zaak zal de volgende keer bezien worden. Zonder verdere bespreking besluit de Raad overeenkomstig het voorstel met dien verstande, dat in de volgende vergadering een nadere uiteenzetting gegeven zal worden over de verliespost van de begroting over het dienstjaar 1951 van het openbaar slachthuis. 34. Vaststelling van het ontvverp-antwoord op de nota van aan merkingen bij Gedeputeerde Staten gevallen op de Gemeentebegro ting 1952. De heer VERMEULEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Ik zal trachten mij te houden binnen het raam van hetgeen bij dit punt aan de orde is, alhoewel het niet te vermijden is dat daarbij ge sproken zal worden over dingen welke reeds bij punt 32 van deze Agenda zijn afgedaan. Het zal U zonder meer duidelijk zijn dat ik met grote belang stelling de bemerkingen gelezen heb van G.S. met betrekking tot de begroting 1952 tot de Raad gericht. In het bijzonder heeft daarbij mijn aandacht gehad hetgeen door G.S. werd opgemerkt met be trekking tot de zogenaamde „Kassierswinst" alsmede datgene wat G.S. stellen met betrekking tot de Volkscredietbank. Het kan U bekend zijn, dat ik de mening van G.S. voor wat be treft het niet reëel zijn van deze „Kassierswinst" deel alsmede hun opvatting dat daardoor een verkeerd beeld van de begrotingspositie wordt verkregen. Onze wegen scheiden zich echter daar waar het gaat over de wijziging, welke om die reden in de begroting dient te worden aangebracht. Is het mij dus niet mogelijk aan Uw concept-antwoord mijn goed keuring te hechten, het is mij evenmin mogelijk in te gaan op het voorstel van G.S. Naast mijn reeds voldoende bekende bezwaren tegen de „Kas sierswinst" lijkt het mij nuttig U ook mijn bezwaren tegen Uw ant woord als zodanig bekend te maken. U argumenteert in Uw ant woord dat Uw handelen met betrekking tot deze „Kassierswinst" bedrijfseconomisch juist is. U heeft daarin slechts ten dele gelijk. De doorbelasting aan de bedrijven tegen het hoge percentage is n.l. bedrijfseconomisch juist. Het bedrijfseconomisch effect van deze maatregel n.l. het inperken van het normale budget door een juiste doorbelasting voor de kapitaalskosten wordt echter door U teniet gedaan doordat u het verschil van Hfd.st. XII wederom aan de ge wone dienst ten goede laat komen en deze daardoor toch weer een budgetair ongewenste ruimte verschaft. Met Uw becijferingen van gunstige saldi wegens de kasopname- staten van de gemeente-ontvanger op willekeurige tijdstippen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 310