11 JUNI 1952 311 1952 vastgesteld, ontgaat U de kern van het betoog van G.S. Deze batige saldi zijn n.l. incidenteel en worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door achterstallige of verhoogde uitkeringen niet ech ter door een vlotter verloop van ontvangsten dan van uitgaven. Aan deze extra uitkeringen komt te eniger tijd een einde. Dan zal blijken dat de opvatting van G.S. in zijn algemeenheid waar is. De gewone dienst zal i p.v. Kassierswinsten de rentelast te dragen krij gen voor het nadelig verschil tussen uitgaven en ontvangsten, waardoor het budget nog verder zal worden ingeperkt. Het antwoord hetwelk ik aan G.S. zou willen geven is vervat in al datgene wat met betrekking tot het onderwerp „Kassierswinst" reeds door mij bij vorige gelegenheden is opgemerkt n.l. de juistheid van de door G.S. gemaakte opmerkingen erkennende mede te delen dat de door hen voorgestelde oplossing om budgetare en bedrijfs economische redenen onaanvaardbaar is, zodat een begrotingswijzi ging wordt voorgesteld waarbij het voordelig verschil naar de kapi- taalsdienst van de leningsdienst wordt overgebracht. De bemerkingen van G.S. met betrekking tot de Volkscrediet- bank kan ik ten volle delen. Bij het verslag over de rekeningen der gemeente en van de bedrijven had het in mijn voornemen gelegen met betrekking tot deze instelling enkele opmerkingen van dezelfde strekking te maken. U, Mijnheer de Voorzitter, meende dit toen te moeten verhinderen, omdat U van oordeel was dat zulks bij de be grotingsbehandeling en niet bij de contró.e van de rekening thuis hoorde. Als de nota van G.S. mij niet in de gelegenheid had gesteld daar dan thans over te spreken dan had het toch in mijn voornemen ge legen over deze aangelegenheid schriftelijke vragen tot Uw College te richten. Ik kon dit hebben gedaan om twee redenen: le. Omdat de ontwikkeling van deze instelling naar mijn gevoel gaat in een sociaal ongewenste richting. 2e. Omdat hier met overheidsgeld aankopen gefinancierd worden, welke normaal gefinancierd dienen te worden door de betrok ken handel zelf dan wel door de betrokken fabrikanten. Ik heb niet de statuten nagezien met betrekking tot de doelstel ling van de Volkscredietbank. Ik meen ook zonder dit te mogen aannemen dat het nimmer de bedoeling kan geweest zijn credieten te verstrekken welke ver uitgaan boven de draagkracht van de cre- dietnemer, iets wat in feite meerdere malen geschiedt zodat mij ge- vallen bekend zijn ;,tvaarem door mensen jarenlang betalingen moe- ten worden verricht welke in geen verhouding staan tot hun inkom- sten, dat loonbeslagen dienen te worden gelegd om achterstallige 1 of geweigerde afbetalingen te incasseren en dat zelfs daarbij Kin- IJ y derbijslag somtijds voor geruime tijd dient te worden afgestaan. Het is niet mijn bedoeling te beweren dat het voorafgaande de normale gang van zaken zou weergeven, maar zij komen voor en meer dan eens en zij zijn evenzovele waarschuwingen aan ons om ons te bezinnen op de politiek welke wij met deze instelling bedrij ven. Het zou niet onmogelijk zijn dat een sociaal goed hetgeen een Volkscredietbank behoort te zijn zou veranderen in een sociaal kwaad, indien wij niet scherp zouden toezien hoe dit instrument wordt gehanteerd. In Uw conceptantwoord aan G.S. deelt U mede, dat U allerminst bevreesd bent geweest een gedeelte der voorschotten niet meer te zullen terugontvangen. Uw enige vrees is geweest dat U de liquidi teit van de gemeente in gevaar zou brengen. Ik kan mij deze vrees Uwerzijds begrijpen, maar naast deze vrees dient U toch eveneens bevreesd te zijn voor het verlies van andere waarden dan die welke in geld uitgedrukt kunnen worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 311