326 2 JULI 1952 Daarna houdt de VOORZITTER de volgende toespraak: Mijnheer Kortmann, Het zij mij vergund, alvorens tot de feitelijke installatie over te gaan, enkele woorden tot U te richten. Het is begrijpelijk dat de inwoners van Breda na het overlijden van Burgemeester Dr. Claudius Prinsen zich hebben afgevraagd: „Wie zal zijn opvolger zijn?" Zij hebben dit mede gedaan, omdat Burgemeester Prinsen door zijn uitzonderlijke kwaliteiten van geest en hart een leemte had achtergelaten. U zult het mij niet kwalijk nemen, wanneer ik zeg, dat de taak, die gij op U neemt, zwaar is alléén al om het feit, dat U geroepen bent de plaats in te nemen van een magistraat, die kundig als geen de harten van de inwoners onzer stad had gewonnen. De algemene deelneming bij zijn overlijden is een treffend bewijs ge weest voor de diepe genegenheid, die men voor de persoon Prinsen voelde. Ik heb echter het volste vertrouwen, dat de adviseurs van Hare Majesteit, die U voor dit ambt hebben aanbevolen, overtuigd zijn geweest van Uwe kwaliteiten en dat U ongetwijfeld de hoedanig heden bezit, die U geschikt maken voor het hoge ambt van Bur gemeester onzer stad. Wij zijn in dit vertrouwen nog versterkt door de van brede sympathie getuigende wijze, waarop volgens de persberichten Weert van U afscheid heeft genomen: zowel door wereldlijke als door geestelijke autoriteiten zijt gij daar geroemd om Uw bestuur lijke kwaliteiten. U is vreemd aan Breda en Breda is nog vreemd aan U. Toch zult U zich spoedig thuis gevoelen, omdat de bevolking van Breda ge moedelijk en gastvrij is en men hier spoedig is ingeburgerd. Gaarne heet ik U namens het college welkom in onze gemeente en ik geef U de verzekering, dat het college ten volle bereid is U alle gewenste en mogelijke bijstand te verlenen. En al evenzeer kunt U er van overtuigd zijn, dat de gehele Raad U op loyale wijze zal tegemoet treden. Breda, is een snel groeiende gemeente, die haar problemen heeft, zoals iedere andere gemeente van betekenis. Ik kan dan voorname lijk wijzen op de grote woningnood, waarnaast ook bijzondere aan dacht opgeëist wordt door het probleem van de rioolwaterzuivering. De maatregelen tot opheffing van de woningnood scheppen op hun beurt nieuwe problemen, daar de nodige bouwgrond onttrok ken moet worden aan boeren en tuinders, die toch al ernstig te kampen hebben met gebrek aan cultuurgrond. Breda, opgebouwd aan de samenvloeiing van Mark en Aa, beschikt over uitstekende gronden, die bijzonder geschikt zijn voor de teelt van zacht fruit en groenten en deze welvaartsbron dient zoveel mogelijk veilig ge steld te worden. De stadsuitbreiding eist tegelijkertijd de zorg voor een harmoni sche opbouw, waarbij de wenselijkheid van een eigen centrum in iedere nieuwe wijk niet uit het oog mag worden verloren. Als voor beeld hiervoor mag genoemd worden het Heuvelkwartier, een pro ject, waaraan zeer deskundige lieden hun medewerking verleend hebben. De rioolwaterzuivering, waarvoor de plannen reeds in een verge vorderd stadium zijn, dient met bekwame spoed verwezenlijkt te worden al zal de woningbouw in verband met de algemene finan cieringsmoeilijkheden moeten prevaleren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 326