1 ■i 358 23 JULI 1952' De heer JONGBLOED brengt, op verzoek van de bewoners van het Zandbergplein, gaarne hun dank over voor de verbetering van dit plein. De bewoners zullen al het hunne doen om dit plein in deze nieuwe toestand te houden. Voorts vraagt hij aandacht voor het schrijven van de Alg. Zang en Muziekschool, inzake de pensionnering van de leerkrachten. De heer BREKELMANS vraagt, of op het huidige feestterrein, dat zo veel publiek trekt, ook politietoezicht is, en zo neen, waar om gemeend wordt, dat dit achterwege kan blijven. De heer RATTINK dringt aan op een antwoord op zijn in de vergadering van April gestelde vraag inzake het officiële adres boek van de gemeente. De heer VERMEULEN vestigt de aandacht op het plantsoentje in de Min. Kanstraat, hetwelk er vreselijk onderkomen uitziet: het grastapijt is er verdwenen, de tegels zijn door de jeugd, die hier niet beter is dan elders, in de haven gegooid. Is meer politie-toe- zicht mogelijk? De heer TOXOPEUS ondersteunt het verzoek van de heer Jong bloed inzake de zang- en muziekschool. Hij hoopt dat op korte termijn deze kwestie geregeld kan worden. Reeds het vorig jaar heeft hij gevraagd naar een plan tot het op ruimen van krotwoningen. Het zou hem verheugen, indien hem kon worden medegedeeld, dat aan deze zaak aandacht wordt ge schonken. Gelijk hij reeds bij een vroegere gelegenheid opmerkte: de bewo ners van de Cavaleriestraat en omgeving kunnen bij slecht weer niet droogvoets de stad bereiken. Zo was het voor de officiële genodigden bij het militaire défilé gelukkig goed weer: anders hadden zij on mogelijk op de hun toegewezen plaats kunnen staan. Het aanbren gen van een tegelpad ter plaatse zou z.i. veel kunnen verbeteren. De heer VELDKAMP spreekt gaarne nog een woord van waar dering aan het adres van Burgemeester en Wethouders, voor de wijze waarop aan de Raad, alsmede aan de dames van de raads leden, gelegenheid is gegeven het bezoek van Hare Majesteit de Koningin van nabij mede te maken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 358