13 AUGUSTUS 1952 371 koop van bloemen en planten, zowel in winkels als door straat handel, in de nabijheid van ziekenhuizen en begraafplaatsen. In ar tikel 6 onder 1 dient het woord „en" vervangen te worden door „of", terwijl artikel 7 van deze verordening kan komen te vervallen. De heer BRINKERHOF Vraagt of ten aanzien van de straathan del geen beperkende bepalingen moeten worden gesteld. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat men dit luidkeels zal gaan doen. Dient voorts niet te worden vastgesteld binnen welke afstand van ziekenhuizen en begraafplaatsen de verkoop kan plaats hebben? Zo gebeurt het op Allerheiligen, dat ook in de binnenstad bloemen worden verkocht. Wethouder MEIJS antwoordt, dat bij de afgifte van ventvergun ningen, de nodige beperkende bepalingen kunnen worden gesteld. De Commissie voor de Strafverordeningen heeft de betreffende be paling critisch bekeken. Zij meende, dat de omschrijving „in de on middellijke nabijheid" voldoende is te achten. De heer TOXOPEUS merkt op, dat de opmerking van de heer Brinkerhof omtrent de bloemenverkoop op Allerheiligen op een mis verstand berust. Aangezien Allerheiligen geen Zondag is in de zin van de Winkelsluitingswet, kan op deze dag de bloemenverkoop in de gehele stad plaats vinden. Spreker wenst ten aanzien van deze verschillende verordeningen nog op te merken, dat hij het betreurt, dat de huisvrouwen niet zijn gehoord, die als voornaamste deel van het kopend publiek hierbij toch wel nauw betrokken zijn. Mogelijk behoorde dit meer tot de taak Van de Kamer van Koophandel, doch spreker gelooft niet dat deze de mening van het publiek heeft gepeild. Zo zou het bijvoor beeld van belang zijn te weten, wat de huisvrouwen over het alge meen denken van een koopavond. Wethouder MEIJS merkt op, dat dit onderzoek door het College niet is nagelaten. Hij heeft de indruk gekregen, dat vele vrouwen een koopavond wensen. De heer VAN EGERAAT vraagt of in artikel 2' Van laatstgenoem de verordening de woorden „wanneer deze dag niet in de eerstge noemde maand valt", niet overbodig is De VOORZITTER zegt dit te zullen bezien. De heer VAN SWOL merkt op, dat omtrent deze verordening een telegram van de Unie van de werknemersorganisaties is ontvangen, waarin deze mededelen, dat zij terzake niet zijn gehoord. Hij stelt daarom voor, eerst met deze organisaties nader overleg te plegen, voordat terzake een beslissing wordt genomen. Wethouder MEIJS antwoordt, dat in het bedoelde telegram hier over niet gesproken wordt. Alleen delen de organisaties mede er op tegen te zijn, dat de winkels op Zondag geopend zijn. De VOORZITTER zegt teneinde een verward debat te voorkomen, thans eerst aan de orde te stellen de verordening bedoeld in artikel 9, lid 3 der Winkelsluitingswet 1951, zoals deze door Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. Mejuffrouw KOPPELAAR betreurt het eveneens, dat de ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 371