38 16 JANUARI 1952 oorzaak daarvan ligt reeds in een vrij verleden. Mijn leermeesters in de stijlkunst, wijlen de heren Kootstra en Aalfs, voor U on bekende namen, maar in mijn jeugdjaren bekende figuren in de administratie der gemeenten, waren meesters in het leveren van betogen die het onderwerp in folio behandelden. En nu ter zake. Het jaar dat achter ons ligt heeft voor deze gemeente en ook in de raad geen schokkende gebeurtenissen opgeleverd. Er waren geen hoogtepunten en er waren evenmin, gelukkig maar, de dage lijkse gang van zaken storende depressies. Het was een kalm jaar dat eigenlijk zonder dat we het merkten aan ons voorbij is gegaan. De begroting die we na dagenlange debatten voor dat jaar hadden vastgesteld moest, zoals elk jaar, herhaaldelijk gewijzigd worden, doch in het algemeen is zij, zowel voor de Raad als voor het col lege van Burgemeester en Wethouders een leiddraad geweest, waaraan men zich gehouden heeft. Zo behoort het ook te zijn en in verband hiermede moge de discussie die gevoerd is, toen Bur gemeester en Wethouders in de loop van 1951 kwamen met het voorstel om de begroting voor 1950 tegen het tijdstip waarop ten laste daarvan geen uitgaven meer mochten worden gedaan, nog te verhogen met een bedrag van 30000.- voor het plaats gehad hebbende onderzoek van de bevolking op t.b.c., een waarschuwing zijn, enerzijds voor de raad om voorzichtig te zijn met het toe staan van credieten, waarvan de fundamentele gegevens niet te voren nauwkeurig vastliggen, anderzijds voor Burgemeester en Wethouders om tijdens de besteding voortdurend waakzaam te zijn en bij dreigende overschrijding de raad daarin tijdig te kennen. Mijnheer de Voorzitter ik voel dat men op dit ogenblik denkt: En de feesten in 1952, de een met een vraag-, de ander met een uit roepteken. Ik kom daarop straks wel nader terug. Hoewel Burgemeester en Wethouders het vorig jaar nogal scep tisch stonden tegenover het instellen van raadscommissies geloof ik toch dat niet alleen de vaste commissies maar ook een tweetal commissies ad hoc in het afgelopen jaar, nuttig werk hebben ver richt. Ik bedoel de commissie voor de wethouderspensioenen, welk onderwerp uiteraard wel buiten Burgemeester en Wethouders om moest worden behandeld, maar waarvan de voorbereiding door de commissie toch een zodanige is geweest, dat de raad zich daarmede zonder discussie kon verenigen en de commissie die het conflict tus sen Burgemeester en Wethouders en de vorderingscommissie woon ruimte heeft behandeld en daarbij een voor beide partijen bevre digende oplossing heeft gevonden, welke ook door de raad is ge sanctioneerd. Verder is er de raadscommissie die rapport heeft uitgebracht omtrent het subsidie-vraagstuk en dat een onderwerp van beraadslaging uitmaakt bij de behandeling van deze begroting. Ik zal daarop niet vooruitlopen en geef alleen uitdrukking aan mijn gevoelens, dat zij de steen der wijzen niet heeft gevonden. Een tweetal commissies zijn nog niet met haar arbeid gereed gekomen, n.l. de commissie voor bestudering van de situatie der grote ge zinnen en die voor de behandeling van het gebit onzer schoolgaande jeugd. Wat deze laatste betreft, zij heeft haar taak met bekwame spoed aangepakt en ik hoop dat zij een oplossing van dit inderdaad urgente punt zal voorstellen waarvan bij aanvaarding van die op lossing door de raad, in de toekomst zal blijken dat daarvoor in de gegeven omstandigheden de beste wijze van tandverzorging der schooljeugd is verkregen. Wat de commissie voor de grote gezinnen betreft, aan de instel ling hiervan zit voor mij altijd nog een bijsmaakje, omdat de aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 38