400 17 SEPTEMBER 1952 De heer JONGBLOED zegt, dat als men aan het cijferen gaat, men ziet, dat Breda de eerste jaren ongeveer 9000,minder be hoeft af te lossen dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dit vindt hij wel goed, maar niet aanbevelenswaardig. Hij vraagt zich af of het wel mogelijk is in de toekomst voldoende te lenen. Hij wil erop wijzen, dat in 1975 t/m 1977 jaarlijks 35.784,29 en in 1974 ineens 334.313,37 zal moeten worden betaald. De VOORZITTER vindt het besluit van Burgemeester en Wet houders verstandig. Het is een gunstige transactie, renteconditie ligt beneden het rentepeil van dit moment. Ook aflossing is mogelijk. Met de terug te betalen bedragen zullen Burgemeester en Wethou ders te zijner tijd wel rekening moeten houden. De heer JONGBLOED meent dat de raad zich nu niet druk behoeft te maken voor wat er in 1974 moet gebeuren. De VOORZITTER bevestigt dat. Hij zegt verder, dat het bedrag niet zo groot is en het bij kasgeldleningen nog over veel grotere bedragen kan gaan. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. 42. Het aangaan ener geldlening groot 689.912, Dienovereenkomstig wordt besloten. 43. Benoeming van de leden van de Commissies van Bijstand. De aftredende leden worden herbenoemd. 44. Benoeming van de leden der commissie van de Strafverorde ning. De aftredende leden worden herbenoemd. 45. Schrijven van Burgemeester en Wethouders betreffende elec- trificatie onrendabele gebieden. De heer DIRVEN vraagt het woord en zegt: Mijnheer de Voor zitter, Het schrijven van Burgemeester en Wethouders inzake de electrificatie in de onrendabele gebieden geeft toch aanleiding tot enige opmerkingen. Ik blijf er bij, dat men vanwege de Gemeente eerder een aanvang had kunnen maken met een gelijke verdeling van de kosten van aanleg in een zekere buurt, dan waren hiertegen zeer waarschijnlijk geen bezwaren gekomen, maar indien de belang hebbenden van te voren weten wat ze te betalen hebben, dan gaat men met een andere regeling, die mogelijk iets duurder is niet meer accoord. Ik ben het er mee eens, dat het thans onmogelijk is een andere regeling te gaan treffen. Thans Mijnheer de Voorzitter, zitten wij met de rest van de be woners, die nog verstoken zitten van aansluiting, het zijn dus alleen de restanten die we nog moeten voorzien. En toch Mijnheer de Voor zitter, valt het niet mee als men met een oliepitje zit voor verlich ting in huis en stal, terwijl deze mensen zich dat moeten gedogen vanwege de kosten, verbonden aan de aansluiting van electriciteit en U in Uw schrijven toch hebt vermeld, dat het voorzien van elec triciteit is te beschouwen als een taak van de Gemeente, omdat elec-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 400