15 OCTOBER 1952
415
Datum raadsbesluit
Agendanr.
Besluit Ged.
Staten
23 Juli 1952
6
17
September 1952,
G.
nr.
39804
23 Juli 1952
51
24
September 1952,
G.
nr.
39440
13 Augustus 1952
32
10
September 1952,
G.
nr.
41056
13 Augustus 1952
32
10
September 1952,
G.
nr.
41058
13 Augustus 1952
31
10
September 1952,
G.
nr.
41275
13 Augustus 1952
32
10
September 1952,
G.
nr.
41057
13 Augustus 1952
32
10
September 1952,
G.
nr.
41134
13 Augustus 1952
32
10
September 1952,
G.
nr.
41133
13 Augustus 1952
35
10
September 1952,
G.
nr.
41061
Datum besluit B. en W. Agendanr.
Besluit Ged.
Staten
29 Juli 1952
3351
10
September 1952,
G.
nr.
41060
22 Augustus 1952
3554
24
September 1952,
G.
nr.
42108
Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
Ingekomen stukken.
3a. Verslag van de Dienst voor Sociale Zaken en de Burgerlijke
instelling voor Maatschappelijke Zorg over het jaar 1951.
Dit verslag wordt voor kennisgeving aangenomen.
3b. Verslag van de Gem. Crediet- en Voorschotbank over het
jaar 1951.
3c. Overzicht van de achterstand bij de Gem. Crediet- en Voor
schotbank.
De heer VERMEULEN zegt dat hij in de raadsvergadering van
11 Juni j.l. een overzicht gevraagd heeft van de achterstand bij de
volkscredietbank. Hij heeft dit gevraagd in verband met de sociale
aspecten die hieraan vastzitten.
De cijfers die nu zijn overgelegd bevestigen zijn oorspronkelijke
gedachte. Eind 1951 bedroeg de totale achterstand 17,80%, terwijl
dit per Juli 1952 gestegen is tot 23,70%. Per 1 Juli 1952 is er dus
ongeveer gedeelte achterstand bij de aflossing. Als wij deze cij
fers splitsen dan zien wij per 31 Juli 1952 bij de volkscredietbank
een achterstand van 31,8% en bij het financieringsinstituut een
achterstand van 16,4»/o. Aangezien bij het Fin. Instituut per 1 Ja
nuari 1952 de achterstand slechts 8,9% bedroeg constateren wij in
een half jaar tijd hier een verdubbeling van de achterstallige be
talingen.
Spreker zegt deze cijfers te hebben benadrukt om te laten zien
dat er met de volkscredietbank de nodige voorzichtigheid moet wor
den betracht. Hij hoopt dat deze cijfers voor Burgemeester en Wet
houders aanleiding zijn om in deze attent te zijn.
Wethouder MEIJS meent zijn verwondering te moeten uitspreken
over hetgeen de heer Vermeulen heeft gezegd. De heer Vermeulen
heeft ons hetzelfde reeds in de vergadering van 11 Juni j.l. verteld;
hij treedt nu in herhaling. Tussen 11 Juni en eind Juli kon geen
verbetering op de volkscredietbank worden aangebracht. Deze ter
mijn was te kort. Men mag het niet zo stellen, dat er bij de Volks
credietbank verkeerd gewerkt zou worden. De toename van de ach-