16 JANUARI 1952 43 van de K.M.A. in het geding was, dit Valkenberg heeft de keuze nog moeilijker gemaakt. Ik heb en dit zeg ik als voorstemmer en als individueel raadslid, evenveel respect voor het stanpunt der tegenstemmers als voor dat van de vóórstemmers. Hier heeft zon der meer het persoonlijk inzicht in zaken de houding bepaald en zelfs een onderscheiding van optimisten en pessimisten is hier niet op zijn plaats. Ik hoop van harte dat ook de bevolking het zo zal willen zien en naar gelang van standpunt niet voor de een het Hosanna en voor de ander „het kruisigt hem" zal aanheffen, noch vóór noch na de feesten. Vooral daarna niet, omdat er of de feesten slagen of niet en of de gemeente er financieel voor- of nadeel van zal hébben, geen redenen zijn om te zeggen: zie je nu wel Nu de feesten, behoudens omstandigheden die wij niet in de macht hebben, doorgang zullen vinden, spreek ik de hoop uit en ik houd mij overtuigd dat die hoop door ons allen wordt gedeeld, dat de inderdaad groots opgezette plannen volkomen zullen slagen en ertoe zullen bijdragen om de goede faam, van de ons allen even na aan het hart liggende stad, niet alleen te bevestigen, maar daar aan een belangrijke en voor de naaste toekomst blijvende uitbrei ding zullen geven. Mijnheer de Voorzitter ik meen hiermede mijn bijdrage te heb ben geleverd, zij het dan ook op een enkel punt in critische zin, maar dan toch met de bedoeling om op te bouwen en niet af te breken, voor een verdere behandeling van de voor ons liggende begroting op een peil, de Raad van Breda waardig. Ik dank IJ. De heer MINDERHOUD spreekt hierna als volgt: Mijnheer de Voorzitter, In verband met de operatie, welke de heer Van Kampen heeft ondergaan, rust op mij de taak bij de begrotingsbeschouwingen thans het woord te voeren. Het is met enige schroom, dat ik dit doe, aangezien het jaar, dat ik raadslid ben mij nog niet voldoende inzicht heeft gegeven in de verschillende onderdelen van deze be groting, welker algehele behandeling ik voor de eerste maal mee maak. Mijn voorgangers, in vorige jaren overtroffen mij op het terrein der gemeentepolitiek verre. Niettemin wil ik gaarne de gevoelens, die de heer Van Kampen en mij bezielen, vertolken. Ik wil dan beginnen met een woord van dank te brengen aan Burgemeester en Wethouders voor hun toewijding bij het behar tigen van de gemeentebelangen en in het bijzonder wil ik hulde brengen aan de Burgemeester, die op zulk een aangename wijze de vergaderingen leidt. Ik stem in met hetgeen vorige sprekers omtrent de Burgemeester hebben gezegd en cok ik hoop van harte, dat algeheel herstel spoedig mag intreden, zodat we de Burge meester bij de raadsvergaderingen niet meer moeten missen. In die dank wil ik ook betrekken het personeel van het Gemeentehuis en Openbare Werken, dat mij op zulk een prettige manier met raad heeft bijgestaan, wanneer er voor mij moeilijkheden rezen. Nimmer heb ik vergeefs bij hun aangeklopt en ik heb zelf wel eens het gevoel gehad lastig geweest te zijn. Terugziende op het jaar, dat achter ons ligt, kan ik wel zeggen, dat dit niet zonder belangrijke gebeurtenissen, op het terrein der gemeentepolitiek, is voorbijgegaan. Ik wil slechts wijzen op enkele ervan, b.v. a. het zich te Breda vestigen van de wapen- en munitiefabriek Hispano Suiza. b. de tot standkoming van een sportstichting; c. het besluit tot de feestelijke herdenking van het 700-jarig be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 43