16 JANUARI 1952
45
meerderd uit de genoemde groepen. Mogelijk kan met onze wens
rekening worden gehouden. Deze vraag is niet bedoeld als reactie
op het gesprokene door de heer Veldkamp in een der vorige raads
vergaderingen over de samenstelling van het Georganiseerd Over
leg.
En nu uiteindelijk nog een persoonlijk woord. Ruim een jaar
maak ik nu deel uit van deze gemeenteraad. Heb ik aan het begin
van mijn betoog mijn dank uitgesproken voor de wijze waarop ik
geholpen ben door het gemeentepersoneel, ik wil mijn dank ook
uitspreken tegenover de leden van de andere fracties in deze Raad
voor de prettige samenwerking en de raadgevingen, die ik van hun
ontving, als ik hun verzocht mij inlichtingen te willen verstrekken.
Ik hoop en vertrouw, dat de prettige wijze van samenwerking
met het college van Burgemeester en Wethouders, de andere raads
fracties en het gemeentepersoneel in 1952 moge worden bestendigd,
opdat i onder Gods zegen ons aller werk goede vruchten mag
voortbrengen.
De heer TOXOPEUS spreekt de volgende rede uit:
Op verzoek van de notuleurs heb ik mijn algemene beschouwin
gen op papier gezet.
Ik had gedacht dat de Burgemeester hedenavond aanwezig zou
zijn. Gaarne wil ik me aansluiten bij de woorden, die door de vo
rige fractievoorzitter aan het adres van de Burgemeester zijn ge
richt. Het is een wijs besluit van hem hedenavond niet te preside
ren. Ik hoop dat hij spoedig geheel hersteld mag zijn.
Mede het ingespannen werken voor de Gemeente Breda, naar ik
meen, heeft de ziekte van de Burgemeester veroorzaakt of althans
verzwaard. Zo kom ik er dan toe, langs deze omweg, hem en Uw
College mijn waardering te betuigen voor het zeer vele dat U in
het afgelopen jaar voor deze Gemeente heeft verricht. Ook al ben
ik het op diverse punten niet, of niet steeds, met het beleid van Uw
College eens geweest, dat mag mij toch niet weerhouden te erkennen
dat U de zo moeilijke en inspannende taak een Gemeente, zo groot
als Breda toch is, in deze zeer moeilijke tijd te besturen met grote
ijver en bekwaamheid verricht.
Deze begroting sluit. En dat is verheugend. Wij mogen echter in
de vreugde van het ogenblik niet voorbijzien dat het sluitend
maken van deze begroting offers heeft gevraagd. En dan bedoel ik
niet in de eerste plaats offers aan werk en inspanning, vooral van
de ambtenaren van het bureau Financiën, maar offers die gebracht
zullen moeten worden door de Gemeente als geheel. Immers: voor
vele zeer gewenste, ja zeer noodzakelijke, voorzieningen is geen
geld of onvoldoende geld aanwezig.
Allereerst denk ik daarbij aan de woningbouw, het onderwerp
dat toch ook vooral de aandacht van U zelf, mijnheer de Voorzit
ter, heeft. De Woningnood neemt nog niet af, maar toe. En nu mag
ik, gelijk vorig jaar, constateren dat de Directie van het Gemeente
lijk Woningnoodbureau in goede handen is, dat de grieven die ik
eertijds vernam, zijn verdwenen en dat slechts zijn overgebleven
die grieven die er noodwendig zijn, omdat er woningen te kort zijn,
toch hoop ik vurig dat dit bureau spoedig zal kunnen verdwijnen.
En daar ziet het niet naar uit, integendeel. En dan houdt U het mij
ten goede, mijnheer d'e voorzitter, wanneer ik hier nog eens even
zeg dat het mij persoonlijk spijt, dat het geld dat voor of in ver
band met de feesten 1952 wordt besteed, niet aan woningbouw
wordt uitgegeven. Wij weten nog niet, hoe groot dat bedrag zal
zijn. Het is uit meerdere posten samengesteld en moeilijk te veri-