16 JANUARI 1952 47 De opmerking in het centraal rapport betreffende de wenselijk heid van overheidstoezicht op de kapitaalsuitgaven in de particu liere sector is niet van mij afkomstig. Zij zou dat niet kunnen zijn. De wens die in die opmerking ligt, moet ik dan ook afwijzen. Ik vraag mij af, waar het heen gaat als ook dat onder overheidscon trole zou komen. Overigens mag ik opmerken dat die kapitaalsuitgaven veelal er toe strekken de arbeidsmogelijkheden te verruimen. Gaat het de bedrijven goed, dan gaat het ons allen goed (en dan denk ik nu maar niet aan curatoren in faillissementen). Maar wij zijn hier niet in het Parlement: de Raad van Breda zal wel niet tot controle op de kapitaalsuitgaven der particulieren kunnen besluiten, dus behoef ik mij hierover niet druk te maken. Van de verdere opbouw der burgerlijke verdediging heeft de Raad dit jaar niet veel meer vernomen. Ik vertrouw dat Uw College op dit punt diligent is, zoals voorheen doch zou gaarne weten of zich nog bijzonderheden hebben voorgedaan. Zo springende, min of meer, van de hak op de tak, kom ik even bij de politie. Er zijn de laatste tijd vrij scherpe aanvallen gedaan in den Raad op de Bredase politie, d.w.z. op het optreden der straat agenten en van de mensen van de verkeersgroep speciaal. Ik kan natuurlijk niet beoordelen of daarvoor, door speciale geval len, aanleiding bestond doch merk op dat, zover ik heb meegemaakt het optreden van de politie, niets te wensen overliet. Het optreden van het aan het verkeer deelnemend publiek daarentegen is nog steeds niet feilloos: men rijdt maar toe en als men dan eens een aanmerking maakt, dan krijgt men scheldwoorden. Dat het politiebureau er schandalig aan toe is, is Uw College bekend. Er wordt nu weer aan opgelapt doch dat zal, helaas, lap werk blijven. De financiële toestand maakt nieuwbouw vrijwel onmogelijk, doch ik dring er toch op aan dat met aandacht wordt omgezien naar mogelijkheden om een beter politiebureau te krijgen. Op het gebied van de Volksgezondheid is het afgelopen jaar heel wat te doen geweest. Ik prijs de activiteit van de Gemeente Ge neeskundige Dienst, en van de artsen, bij de pokkenepidemie. Het mag dan allemaal zijn meegevallen en achteraf mogen wij dan wel eens hebben gezegd dat men zich toch wel wat erg druk heeft ge maakt doch voorkomen is nog steeds beter dan genezen en niemand kan zeggen wat er gebeurd ware, als er geen inenting had plaats gevonden. Onder dit hoofdstuk valt ook het zwemmen. Ik mag niet verhelen dat het mij zeer heeft teleurgesteld over het gemengd zwemmen niets meer te hebben vernomen. In de herfst zou het nader overleg geëindigd, zijn. Nu zitten we bijna in het voorjaar. Wil het uitstel geen afstel zijn en wil Breda nog deze zomer van de gelegenheid tot gemengd zwemmen profiteren, dan zou toch wel zeer spoedig in die richting een voorstel moeten komen en wel, thans, van de K.V.P.-fractie. Gaarne zou ik willen weten hoe daar thans de stand van zaken is. Thans kom ik aan het subsidiebeleid. Het rapport der subsidie commissie is er, nog juist intijds. En die commissie komt tot het wijze inzicht dat het vaststellen van vaste richtlijnen voor de sub sidieverlening onmogelijk is en dat vaststelling van geval tot geval zal moeten blijven geschieden. Dat als juist aannemende zou ik er nog eens weer op willen aandringen dat de Raad zich bij het ver lenen van tussentijdse subsidies zoveel mogelijk beperking oplegt, zo dat slechts in zeer belangrijke gevallen nog een dergelijke sub sidie zal worden verleend. De richtlijn moet zijn: geen tussentijdse

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 47