494 IT DECEMBER 1952 opgesloten. De wijze waarop de onderhavige problemen moeten wor den aangepakt zijn nog onderwerp van discussie, ook b.v. in het Katholieke kamp zelf. In dit verband wil spreker wijzen op het idee van Pater Ponsioen, die er naar sprekers inzicht terecht op gewezen heeft, dat de jeugd alleen bereikt kan worden wanneer men de fabriek in gaat en wanneer men er in zou slagen de mentaliteit in de werkplaats te beinvloeden en daar contact met de mensen te krijgen. Spreker wil thans voor het voorstel stemmen, echter met de uitdrukkelijke bepaling, dat hij zijn standpunt voor een volgend jaar geheel open houdt, omdat dan terdege bezien moet worden of de weg, die men thans wil inslaan, juist en effectief is. Wethouder ROMSOM meent, dat de toestand onder de bedrijfs- jeugd inderdaad ergerlijk is. De baldadigheid en andere excessen zijn duidelijk waar te nemen. De overheid behoort hier zich terdege be zorgd over te maken. Reeds eerder heeft het gemeentebestuur zich met dit probleem bezig gehouden, waarbij| gedacht werd aan een ge meentelijke dienst, een gemeentelijke aanpak van deze zaken. Thans is de situatie gelukkiger geworden nu de mogelijkheid zich opent om deze aangelegenheid over de gehele provincie te gaan verzorgen. De Provinciale Staten hebben het sein voor dit werk gegeven, door aan de Stichting Bedrijfsjeugd een start-subsidie te geven. Hierbij is van de gedachte uitgegaan, dat in het bijzonder de grotere gemeenten in de provincie hun medewerking aan dit plan zullen geven. Ander zijds zal de gemeentesubsidie weer stimulerend werken op de be drijven. Uit ervaringen elders verkregen zal de medewerking vanuit het bedrijfsleven gunstig zijn. Zo wordt b.v. gelegenheid gegeven de weekends bij te wonen op kosten van de onderneming. Spreker wil op bepaalde verschillen om trent de wijze waarop het werk moet worden gedaan thans niet uitvoerig ingaan; naar zijn mening zal het zo zijn, dat nadat eerst het nodige werk is gedaan, men via cursussen en inleidingen contac ten krijgt, waardoor men ook later toegang verkrijgt tot het bedrijf zelf. De jeugd, waar het hier over gaat valt buiten elke organisatie, en zelfs de ouders zijn niet meer opgewassen tegen hun taak: de vorming van deze bedrijfsjeugd. Via dit werk zal deze jeugd naar de geëigende organisatie worden teruggevoerd. De heer JONGBLOED blijft het een experiment noemen. Ofschoon hij niet wil zeggen: ,,aan deze stichting lukt het ook niet", is hij toch wel sceptisch gestemd, wanneer het inderdaad zo is, dat noch ouders, noch jeugdverenigingen, noch parochies vat op deze jon gens hebben. Vooralsnog zou hij echter de jeugd in bescherming willen nemen: hij gelooft niet, dat het zo erg is. Spreker had graag nog wat concreter cijfers gezien. De uitein delijke opzet van het plan zal ook afhankelijk zijn van de vraag of het Rijk de nodige subsidie geeft. Spreker wil dit voorstel aanne men zonder zich ook maar in enigerlei mate te binden voor de vol gende jaren. De heer BREKEDMANS merkt op, dat de heer Van den Eeden als doel zag de bedrijfsjeugd de liefde tot vak en de arbeid bij te bren gen. Volgens de Wethouder gaat het er echter om deze jeugd in bepaalde organisaties onder te brengen. Daarvoor is het niet nodig de jeugd in weekends bij elkaar te halen, gedurende welke zij juist in de gezinnen behoren te zijn. Spreker kan geen medewerking aan dit voorstel verlenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 494