17 DECEMBER 1952 563 gezin te helpen. Het is naar zijn mening verkeerd te menen, dat de Raad in deze geen taak heeft en alles moet overlaten aan de landelijke overheid. Een voorziening door het Rijk kan nog lang op zich laten wachten. Burgemeester en Wethouders hebben nu ge meend een voorstel te moeten doen, dat analoog is aan dat, welk de Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten hebben gedaan en in haar vergadering van begin Januari zal worden behandeld. De gemeenteraad is autonoom en behoeft daarom de eerst in een later stadium te verwachten rijksregeling niet af te wachten. De raadscommissie ad hoe heeft tot taak na te gaan wat de ge meente in het algemeen kan doen ten behoeve van de grote ge zinnen. Dit betekent echter niet, dat wanneer de raad op een bepaald terrein iets kan doen hij nu moet wachten, totdat deze commissie haar rapport omtrent die mogelijkheden heeft uitgebracht. De toestand in de grote gezinnen is zo, dat waar hulp gebo den kan worden dit inderdaad ook gedaan moet worden. Hier ligt nu een mogelijkheid om althans voor een deel van het gemeen- tepersoneel een reële verlichting in de lasten te brengen. Ofschoon spreker zelf ook gaarne een verder strekkende regeling had gezien, zodat met name ook de gemeente-werklieden en lagere ambtenaren er profijt van zouden hebben gehad, kan hij niet inzien, dat de voor gestelde regeling achterwege moet blijven, nu het midden- en hoger personeel er voordeel van heeft. Het is bekend, dat ook de financiële positie van deze groepen alles behalve rooskleurig is. Een verder gaande regeling van de gemeentelijke kindertoelage zal naar stel lig verwacht kan worden niet de erkenning krijgen van de Minis ter van Sociale Zaken. De Raad kan niet veel doen: spreker hoopt echter, dat hij datgene, wat hij nog wel kan doen, niet zal nalaten. De heer TOXOPEUS wil op academische punten van dit debat niet ingaan. De Raad heeft echter een commissie ingesteld, om de positie Van de grote gezinnen na te gaan en zo nodig met voorstellen te komen daarin verbetering te brengen. Ook in de commissie is reeds de gedachte geopperd, dat mogelijk incidenteel iets gedaan zou kunnen worden. Nog afgezien van de vraag, waarom het werk van de commissie zo traag vordert, zijn naar sprekers mening Burgemeester en Wethouders ingebreke gebleven, nu zij plotseling met dit voorstel in de Raad zijn gekomen zonder eerst de commissie gezinslasten hierover te horen. Waar de voorgestelde regeling ge heel op het terrein van de commissie gezinslasten ligt, is dit het geëigende adviescollege, en niet de commissie van overleg, welke over de arbeidsvoorwaarden van het personeel wordt gehoord. Spreker is over deze gang van zaken ontstemd: wanneer aan de commissie gezinslasten geen waarde wordt gehecht, kan zij beter worden opgeheven. De heer RATTINK heeft met genoegen geconstateerd, dat dit voorstel alleen op zakelijke gronden wordt bestreden, omtrent het achterliggende vraagstuk zijn meent hij de Wethouder en de heer van den Eeden en anderzijds spreker het wel eens. Het lang uitblijven van de landelijke regeling en de autonomie van de gemeente zijn de argumenten, welke zijn aangevoerd vóór de rege ling. Spreker blijft er echter bij, dat het niet juist is, wanneer een lager orgaan een politiek gaat voeren, welke het landelijk beleid ten aanzien van lonen en prijzen doorkruist. Ook is niet aange toond, waarom een regeling, welke ook voor de lagere groepen van het personeel betekenis zou hebben, niet aannemelijk zou zijn. Naar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 503