508 17 DECEMBER 1952 ons Koninklijk Paar voor een daadwerkelijk privilege, onze stad waardig gekeurd; een privilege, dat onze bevolking gestaald heeft in zijn aanhankelijkheid aan ons Vorstenhuis. Wat de feesten zelf betreft, Mijnheer de Voorzitter, mogen wij gelukkig zeggen, dat de optimisten uit ons midden gelijk gekregen hebben, al mag men de pessimisten geen verwijten maken en po gingen aanwenden hen bij een volgende gelegenheid al maar vast in het kamp der optimisten te denken. Het had ook anders kunnen aflopen. Zijn wij verheugd, dat het Valkenberg een voortreffelijk, niet te veel de historie geweld aandoend uiterlijk heeft gekregen, onder meer verrijkt met een pergola en waterpartijen, waar wij nog in lengte van jaren van hopen te genieten, aan het Stichtings bestuur komt alle lof toe voor de zakelijke en verantwoorde op zet der feestelijkheden. Niet in de laatste plaats was nun goede beheer oorzaak, dat wij de feesten in alle opzichten geslaagd kun nen noemen. In alle opzichten, want dat Breda in staat is om een waardig feest te vieren heeft het zelve bewezen, zodat de dank, die aan de politie verschuldigd is en waarvan ik mij hier gaarne de tolk maak, veeleer haar organisatorische dan haar preventieve taak betreft. Verheugend was ook, dat een groot accent gelegd werd op de cultuur-historische zijde van deze eeuw-feestviering, waarvan de stuwende kracht was de gemeente-archivaris de heer Scherft, die hiervoor onze bijzondere dank verdient. Nu ik dan toch de scepter van de dank aan het zwaaien ben, Mijnheer de Voorzitter, wil ik niet nalaten deze te laten neerko men op de schouders van de heer Meijs, die in het afgelopen jaar vele malen de Raad gepresideerd heeft en zich daarbij onderschei den heeft door een boven de partijen staan, wat voor een ambte lijk voorzitter plicht is, maar een zwaarder taak voor exponenten van politieke partijen, waaruit toch onze wethouders voortkomen. Wanneer ik deze scepter wederom de andere kant laat uit zwaaien, dan zal daardoor getroffen worden de heer Veldkamp, die uit onze Raad geroepen werd voor het bekleden van het hoge ambt van staatssecretaris van economische zaken. Dat de dank, die verschillende onzer hem bij zijn afscheid deden toekomen, ge baseerd was op werkelijke merites, blijkt duidelijk uit de wijze, waarop de Tweede Kamer deze jonge Excellentie is tegemoet ge treden. Tot U, Mijnheer de Voorzitter, die hier de scepter voert, wil ik zeggen, dat de kennismaking een prettige was en een ruim vertrouwen voor de toekomst geeft. Ondanks het feit, dat U nog geen vast domicilie in Breda heeft, blijkt iedere dag opnieuw, hoe U zich moeite geeft U in uw nieuwe en toch ook wel anders geaarde werkkring in te werken. Het is te hopen, dat U zich spoe dig met uw gezin in Breda kunt vestigen om met ruimer kennis van stad en bevolking bestuurlijke leiding te geven. De verhoudingen tussen de verschillende fracties in onze Raad, en meer concreet de samenwerking, zijn bevredigend te noemen. Als bewijs hiervoor haal ik aan de jongste verkiezingen voor de Tweede Kamer, die toch aanleiding hadden kunnen zijn voor een verscherping der tegenstellingen, of liever een scherpen van de politieke degens met de bedoeling te wonden. Dit is niet gebeurd. De Raad heeft zich gehouden aan haar primaire taak van mede bestuur dezer gemeente en zich niet begeven op de paden der demagogie. Ik mag verwachten, Mijnheer de Voorzitter, dat de Raad zich hiervan bewust zal blijven, nu in het komende jaar de strijd om de eigen zetels gestreden zal worden. Ik mag verwachten, dat de Raad zich in alle rust aan de eigen taak zal blijven wijden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1952 | | pagina 508