17 DECEMBER 1952
515
nu eenmaal besloten was om die medewerking wel te verlenen, dit
feest volkomen zou slagen. Welnu Mijnheer de Voorzitter die hoop
is glansrijk in vervulling' gegaan. Daarover kan bij niemand enige
twijfel bestaan. Niet alleen dat het garantiefonds niet behoefde te
worden aangesproken, er is zelfs een batig slot van betekenis,
maar wat ik van nog groter belang acht is het feit, dat het de
goodwill van Breda als een middelpunt van toerisme en vreemde
lingenverkeer, belangrijk heeft vergroot. Terecht heeft de voorzitter
van de Stichting Breda Oranjestad, op de daarvoor geëigende
plaats, dank gebracht aan de bevolking en in het bijzonder aan de
gouverneur van de K.M.A. Ik acht het hier de plaats om nog een
woord van dank te zeggen aan het bestuur van de Stichting, in het
bijzonder aan voorzitter en secretaris, en voorts ook aan de ge
meentelijke diensten en bedrijven, speciaal ook de politie, die hun
nerzijds er niet weinig toe hebben bijgedragen om alles als het ware
op rolletjes te doen lopen.
Wat het batig saldo betreft, de Raad is stellig erg benieuwd om
kennis te nemen van het finantiële verslag van de Stichting en van
het uiteindelijke bedrag dat ter beschikking- van de gemeente komt.
Indien het al reeds genoemde bedrag van 140.000,inderdaad
het batig saldo is, dan is dat bijna het i/B deel van het tekort op de
begroting voor 1953 en het is een eenvoudig rekensommetje om tot
de conclusie te komen, laten we in 1953 gedurende het gehele jaar
feestvieren, dan halen we het tekort van 8 ton er precies uit. In
dien het idee instemming vindt, mogen wij wellicht terzake van
Burgemeester en Wethouders een praeadvies verwachten.
Er is met betrekking tot het feest nog één punt Mijnheer de
Voorzitter, dat sterk mijn aandacht heeft getrokken en wel het feit,
dat zovele bezoekers van het feestterrein, vooral ook de Bredanaars
zelve, en niet in het minst de jeugd, zich zo sterk aangetrokken
gevoelden tot de gokautomaten of hoe deze ook mogen heten.
Hier is heel dikwijls zwaar verdiend geld, op een onnutte wijze uit
gegeven. Ik acht dit een bedenkelijk verschijnsel, vooral ook omdat
ik geen middel weet om dit kwaad want ik acht het inderdaad
een kwaad te beteugelen. Een absoluut verbod zou slechts een
averechtse uitwerking hebben. Toch wil ik gaarne aan U Mijnheer
de Voorzitter als Hoofd der Politie, de suggestie doorgeven om,
waar enigszins mogelijk, daartegen op te treden en aan Burgemees
ter en Wethouders om op kermissen e.a. slechts een zeer beperkt
aantal van dergelijke soort zaken toe te laten.
Komende tot de overige zakelijke gebeurtenissen van belang in
dit jaar moet ik zeggen, dat het aantal daarvan zeer gering is.
Verschillende, reeds in de aanvang van het jaar, gememoreerde
aangelegenheden wachten ook thans nog op verwezenlijking. Ik wil
niemand een verwijt maken, omdat ik weet hoe moeilijk en hoe tijd
rovend het is om tot daden van betekenis te komen en ik sluit mij
aan bij hen, die in het centraal rapport dank aan Burgemeester en
Wethouders en aan het personeel der gemeente hebben gebracht
voer de in 1952 gepresteerde arbeid maar toch, en in niet mindere
mate dan het vorig jaar, ben ik er niet helemaal gerust op dat het
College van Burgemeester en Wethouders een zo sterke teamgeest
en zoveel initiatief ontplooit, als in de gegeven omstandigheden ge
wenst is. De wisseling in het burgemeestersambt heeft, het kan
niet anders, enigermate vertragend gewerkt en ik heb mij afge
vraagd of wellicht ook de feesten min of meer debet zijn aan de
schrale oogst van nieuwe werken in het ten einde spoedende jaar.
Echter evenmin als een automobilist of bromfietser zich mag laten
afleiden door een aardig meisje langs de weg, evenmin mocht het