516 17 DECEMBER 1952
- i" - P ia s
gemeentebestuur zijn werk aan de verleiding der feesten offeren.
Hoe het ook zij, de Raad als zodanig moet voorzichtig zijn met het
maken van een verwijt, want een tweetal door de Raad ingestelde
commissies ad hoe, laat ook maar steeds met een rapport op zich
wachten.
Dit is in de eerste plaats de commissie voor de bestudering der
positie van de grote gezinnen, welke reeds in 1951 werd ingesteld
en nog steeds niets van zich heeft laten horen en verder de com
missie welke zich opnieuw onledig houdt met de verhouding com
missie voor de woonruimtevordering en het woningnoodbureau en
blijkbaar haar ei ook maar niet kan leggen. Op deze wijze dreigen
commissies inderdaad kapstokken te worden en er komt van de
door de raad op prijsgestelde deelhebberij in de voorbereiding van
bepaalde projecten weinig terecht. Mogen de voorzitters van deze
commissies zich alsnog tot taak stellen om de werkzaamheden
spoedig te voltooien of beëindigen.
Gelukkig is de woningproductie in de loop van dit jaar weer aar
dig op gang gekomen, dank zij de geheel veranderde situatie op de
kapitaalmarkt, maar wanneer wij zien naar het grote aantal bij
het woningbureau ingeschreven woningzoekenden, dan zijn we met
de bestrijding van de woningnood nog maar weinig opgeschoten.
Bij het betreffende hoofdstuk der begroting valt hieromtrent nog
wel het een en ander op te merken. Op dit moment zou ik er alleen
nog van willen zeggen, laten Burgemeester en Wethouders vooral
de gelegenheid aangrijpen om, nu er een willige kapitaalmarkt is,
zich te verzekeren van het nodige kapitaal om de woningbouw zo
veel als maar enigszins mogelijk is, te bevorderen. Wie weet hoe
een jaar verder de situatie is. Ik ben geen econoom en waag mij
daarom niet aan voorspellingen, maar zolang de economen niet met
radar zijn uitgerust, kunnen ook zij moeilijk in de mist varen en
niemand zal willen beweren, dat de toekomst glashelder voor ons
ligt. Als practicus zeg ik daarom, grijp de kans van het ogenblik,
want hoe moeilijk onze finantiele positie ook moge zijn en hoe hui
verig ik ook persoonlijk moge zijn voor vergroting van onze schul
denlast, de woningnood moet, koste wat kost, worden opgelost. Dat
de burgerzinlening belangrijk minder heeft opgebracht dan de ver
wachting was, is zeker teleurstellend. Ik zal nog gaarne vernemen
welk deel van ae opbrengst is verkregen met honorering van bepaal
de voordelen. Is het daardoor wellicht te verklaren dat een deel
der door die lening mogelijk gemaakte woningbouw, gereserveerd
wordt voor de Hispano Suiza Is dit niet het geval, dan acht ik het
weinig fraai dat deze fabriek de beschikking heeft over een deel
van die woningen.
De verhouding tussen de raad en het college van Burgemeester
en Wethouders mag in het algemeen de juiste worden geacht. Het
vorig jaar werd door de toenmalige voorzitter van de K.V.P.-fractie
critiek uitg'eoefend op de wat hij noemde meer dan normale be
langstelling die mijn fractie had voor de zaken, ressorterende onder
de Wethouder van Onderwijs en Financiën. Daarop is toen door mij
gereageerd, dat hetgeen waarop de heer Veldkamp doelde, uitslui
tend betrof een zakelijk meningsverschil, dat niets te maken had
met persoonlijke anti- of sympathie en evenmin met het feit dat de
wethouder tot een andere fractie behoort dan die waarvan ik het
voorzitterschap bekleed. Herinnerende aan enkele in het afgelopen
jaar plaatsgevonden debatten en kennis genomen hebbende van de
inhoud van het centraal rapport zou ik met evenveel recht kunnen
beweren dat ditzelfde verschijnsel zich voordoet ten aanzien van
de wethouder voor de bedrijven en openbare werken door de K.V.P.-