17 DECEMBER 1952
517
fractie. Ik wil echter voorshands aannemen, dat ook hier geen po
litieke animositeit aanwezig is. Laat men echter ook van mij on
voorwaardelijk aannemen dat noch bij mij, noch bij, een der andere
leden van mijn fractie ooit de bedoeling voor zit om welk lid van
het college ook, de voet dwars te zetten of onaangenaam te zijn.
Ook dit jaar zijn er schermutselingen geweest, meer speciaal van
een der leden mijner fractie, met de wethouder van financiën. Honi
soit qui mal y pense. Ik houd mij overtuigd dat ook de wethouder
zelf geen ogenblik denkt aan persoonlijke rancune.
Op het terrein van het onderwijs moge ik van deze gelegenheid
gebruik maken om de wethouder dank te zeggen voor de wijze
waarop deze heeft medegewerkt aan het behoud van de openbare
school aan de Middellaan.
In het centraal verslag wordt gezegd dat men niet altijd over
tuigd is dat de raad als voornaamste bestuursorgaan voor de volle
100»/o wordt erkend en Burgemeester en Wethouders reageren
hierop in de memorie van antwoord dat de raad omgekeerd de nei
ging heeft om veel in details af te dalen. In beide zit een grond
van waarheid. Hoewel de opmerking niet van mijn fractie afkom
stig is, onderschrijf ik niettemin dat er directeuren van bedrijven
zijn die nogal eigenmachtig optreden en dat het daarom zaak is,
dat Burgemeester en Wethouders nauwlettend toezien dat niet al
leen hun bevoegdheden, maar ook die van de raad volkomen intact
worden gelaten en vooral dat de raad niet voor een fait accompli
wordt gesteld. En wanneer de raad inderdaad nogal eens de neiging
toont om in details af te dalen, dan kan ik Burgemeester en Wet
houders geen beter middel ter voorkoming daarvan aanbevelen,
dan het zorgvuldig voorbereiden van alles, wat in de raad aan de
orde komt. Meermalen is onvoldoende voorlichting de oorzaak ge
weest dat vanuit de raad nadere gegevens en nadere motivering
werd gevraagd. Het raadslidmaatschap met alles wat daaraan
vastzit, vergt hoe langer hoe meer zoveel tijd van hen, die daar
naast nog een dagtaak hebben, dat men moeilijk meer bemoeizucht
mag veronderstellen dan strikt geboden is. In dit verband en
hierop is reeds herhaaldelijk de aandacht gevestigd moge ik er
ook mijnerzijds bezwaar tegen maken dat de agenda's voor onze
vergaderingen regelmatig overladen zijn, waardoor een behoorlijke
bestudering Vooraf en ook een doelmatige behandeling in de frac
ties zeer bezwaarlijk wordt. M.i. is de tijd aangebroken om te over
wegen of niet driewekelijkse vergaderingen in de plaats moeten
komen van de maandelijkse. Met name ook acht ik het bezwaarlijk
dat de behandeling van deze begroting is gekoppeld aan een agenda
van niet minder dan 65 andere punten. Door persoonlijke omstandig
heden ben ik bovendien niet in de gelegenheid om deze week ook
Vrijdag nog te vergaderen en daarom zou ik het wel op prijs stellen
indien U, Mijnheer de Voorzitter, in overleg met de raad, zou kun
nen komen tot een verdere behandeling, indien nodig, in het begin
van de volgende week.
Komende tot de situatie zoals deze in de vorm van de begroting
voor ons ligt, is het toch wel zeer teleurstellend dat wij, na in
enkele jaren de in de oorlogsjaren ontstane nadelige saldi uit de
gewone middelen te hebben kunnen inlopen, thans reeds staan
voor een niet onaanzienlijk tekort.
De financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten is een
uitermate moeilijk probleem, waarvoor men tot heden geen be
vredigende oplossing heeft kunnen vinden. Als raad ontbreken
ons de nodige gegevens om te kunnen beoordelen of de gemeente
Breda in verhouding tot andere soortgelijke gemeenten in een na-