518
17 DECEMBER 1952
delige positie verkeert, doch hetgeen B. en W. hieromtrent in
de M.v.A. zeggen, klinkt aannemelijk en correspondeert ook met
hetgeen terzake in het centraal verslag is opgemerkt. Het zou
de moeite lonen om na te gaan of inderdaad door de Bredase in
gezetenen door middel van belastingen een groter bedrag in het
gemeentefonds wordt gebracht, dan het aandeel dat uit dit fonds
aan de gemeente wordt uitgekeerd. In dit geval wordt dus, wat
men zou kunnen noemen, door de Bredase ingezetenen bijgedragen
in de tekorten die aan andere gemeenten in de vorm van een bij
zondere uitkering worden uitbetaald. Burgemeester en Wethouders
vestigen de indruk, dat dit inderdaad het geval is, maar beschik
ken zij over cijfermateriaal om dit aan te tonen?
Hoe het ook zij, wij staan voor het gat in de begroting en met
zijn allen zullen wij geen kans zien om dit zonder een bijzondere
rijksuitkering te overbruggen. Gesteld nu dat het rijk de hand op
de portemonnaie houdt. Wat dan? Doorgaan met het doen van wat
onze hand meent te moeten doen en door in zekere zin va banque
te gaan spelen, dan wel tot een drastische bezuiniging over te
gaan? In het laatste zitten weinig mogelijkheden omdat zeker
deel, als het niet meer is, van de begrotingsposten, bestaat uit
lasten welke verankerd zijn. Als vaststaande kan worden aange
nomen, dat zonder een extra uitkering deze begroting niet sluitend
kan worden gemaakt. Hoewel dit, zoals reeds gezegd, teleurstel
lend is, verwonderen doet het mij en mijn politieke vrienden geens
zins. Wij hebben er tijdens de zittingsperiode van deze raad, telken
jare weer op gewezen, dat rekening diende te worden gehouden
met een wijziging in ongunstige zin van de financiële positie der
gemeente. Telken jare heeft de stijging der inkomsten geen ge
lijke tred gehouden met de uitzetting der uitgaven en het zijn de
achteraf uitgekeerde hogere opbrengsten van de ondernemingsbe
lasting en de extra uitkeringen uit het gemeentefonds geweest,
die het geheel nog zo lang in evenwicht hebben gehouden. Ook
B. en W. hebben dit moeten zien aankomen en als ik enige twijfel
opper of het college zich daarvan bij zijn beleid in deze periode
wel voldoende bewust is geweest, dan spruit dit mede voort uit
het gevoel dat, bij waardering voor hetgeen ieder der leden van
het college Voor zijn tak van dienst heeft gedaan, het college als
geheel gedurende deze zittingsperiode niet die daadkracht heeft
getoond en niet heeft gewerkt volgens een programma waarvan de
grote lijn van te voren was vastgelegd, als ik wel gaarne zou hebben
gezien. Het „gouverner c'est prévoir" heeft ontbroken en het niet
willen luisteren naar onze raad om een meerjarenplan op te stellen,
is mede oorzaak dat het begrotingstekort thans min of meer plot
seling aan de dag treedt.
Wij wensen Burgemeester en Wethouders bij hun pogen om de
extra, uitkering deelachtig te worden en evenzeer bij hun streven
om verbetering te bereiken in de financiële verhouding tussen
rijk en gemeenten. Echter op één punt blijf ik terzake met Bur
gemeester en Wethouders van mening verschillen en wel voor zo
veel betreft de noodzaak van een behoorlijk eigen belastinggebied
der gemeenten. Dit zou betekenen een terugzetting van de klok
tot voor plm. 25 jaar. Wanneer en zo zien Burgemeester en
Wethouders het blijkbaar het rijk een gedeelte van zijn belas
tingstelsel zou prijs geven ten behoeve van de gemeenten, dan
kan het niet anders of de ene gemeente zal daarvan een ruimer
gebruik maken en moeten maken dan de andere, met als gevolg
dat de totale belastingdruk weer onderlinge verschillen zal gaan
Vertonen en dat, evenals zulks vroeger het geval was, de gemeente