17 DECEMBER 1952
521
de richting van het intellect was geleid en of in deze fractie niet
al te vaak een vooraf in de fractie genomen beslissing een vrucht
bare gedachtenwisseling in de raad zelve, bij voorbaat illusoir
maakte. Wat het eerste betreft Mijnheer de Voorzitter, kan ik mij
thans gevoegelijk spiegelen aan hetgeen met het oog op de raads
verkiezing in het volgend jaar in de kring van de K.V.P. zelve
speelt. Ik zal mij daarin niet mengen. Wat het tweede punt be
treft, heb ik in de loop dezer zittingsperiode enkele malen tot
mijn vreugde geconstateerd dat er in dit opzicht een verandering
ten goede valt te bespeuren. Het is niet meer zo, dat de voorzit
ter van deze fractie steeds kan zeggen: „Dit is Mijnheer de Voor
zitter het standpunt mijner fractie." Ik acht dit daarom verheu
gend, omdat het de weg openlaat niet alleen voor de andere
fracties maar vooral ook voor Burgemeester en Wethouders, om
door argumentering in de raad zelve tot een besluit te komen,
waardoor de minderheden in deze vergadering niet meer zo het
gevoel hebben, dat de getalsterkte van de K.V.P.-fractie beslis
send is.
Er heeft nog zeer onlangs een verandering plaats gevonden in
het voorzitterschap van de K.V.P.-fractie en ik neem deze gelegen
heid te baat om de afgetreden voorzitter succes te wensen bij de
behartiging van de hem in het centraal gezag toevertrouwde be
langen van de middenstand, omdat de belangen van de midden
stand ons evenzeer ter harte gaan, dan van welke bevolkings
groep ook. Het is in korte jaren de tweede maal dat uit de Bredase
leerschool, promotie naar een belangrijk hogere functie heeft
plaats gevonden. Ik spreek de wens uit, dat een goede onderlinge
verhouding tussen de nieuwe fractievoorzitter en de overige frac
tievoorzitters bestendigd moge blijven.
De uitslag van de verkiezingen die in de zomer van dit jaar
hebben plaats gevonden voor de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal is nogal verrassend geweest. Ik wil hier niet treden in een
beoordeling Van de vraag welke oorzaken daaraan ten grondslag
liggen en alleen maar constateren, dat de grote middengroep die
niet bij enige politieke partij is aangesloten een eigen gezicht
heeft getoond en achteraf bezien toch niet zo onverschillig staat
ten opzichte van alles wat politiek is, dan wel eens is veronder
steld. Mijn vreugde over die uitslag geldt niet zozeer en zelfs niet
in de eerste plaats, de vergroting van het aantal zetels die de
P.v.d.A. is ten deel gevallen, maar vooral dat de in de na-oorlogse
jaren gevoerde politiek, waarvan alle partijen zeggen dat daarop
een socialistisch stempel was gedrukt, uiteindelijk in brede kring
de erkenning en de waardering heeft gevonden die het verdiende
en dat holle leuzen als „het roer moet om" en „potverteren" e.d.
geen weerklank hebben gevonden. Het „let op onze daden" heeft
daardoor weer meer zin gekregen.
Over enkele maanden staan wij voor de raadsverkiezingen en
de kiezers in Breda zullen dan hebben te oordelen over het be
leid dat in deze zittingsperiode door de verschillende fracties is
gevoerd. Voor zoveel mijn fractie betreft, zie ik dit oordeel met
gerustheid tegemoet, omdat ik mij overtuigd weet dat wij ons
best hebben gedaan om de belangen van de gemeente en van haar
bevolking in al zijn geledingen te dienen op een wijze, die in over
eenstemming was met de beginselen van het democratisch socia
lisme, zoals deze zijn verankerd in het beginselprogram van de
Partij van de Arbeid. De o.i. enig juiste opv'atting dat de politieke
scheidingslijn dwars door de confessionele partijen loopt, moge
meer en meer veld winnen. De tekenen zijn er, dat de K.V.P.